Wanneer er in de middeleeuwen een groot aantal volledig in metaal gehulde mannen tegenover elkaar stonden, was het erg lastig onderscheid te maken tussen alle verschillende ridders. In een tijd waarin Google nog geen antwoord had op alle vragen, gebruikte men wapenschilden om de eigen identiteit kenbaar te maken. Al die wapenschilden werden opgenomen in boeken, wapenboeken genoemd.
Gedurende de middeleeuwen werd wapenkunde, ook wel heraldiek genoemd, steeds belangrijker. Er kwam daardoor steeds meer behoefte aan orde in de chaos van wapenschilden. Het scheppen van die orde behoorde tot de taken van de heraut. Hij beheerde de verschillende wapenschilden, wist veel van ridderschap en genealogie af en introduceerde ridders tijdens toernooien.
Claes Heynenzoon (1345-1414) was er daar één van. Begonnen als bode werkte hij zich op tot heraut en later als auteur. Daarnaast was hij verbonden met de Nijmeegse kunstenaarsfamilie Maelwael-Van Limburg. Hun werk staat bekend als de vroegste bekende Nederlandse schilderkunst.
Claes werd beroemd met twee zeer uitgebreide wapenboeken: Het Wapenboek van Gelre en het Wapenboek Beyeren. De boeken had de heraut altijd bij zich, zodat hij op elk moment kon opzoeken wie verbonden was aan een bepaald wapenschild.
Het Wapenboek van Gelre maakte Heynenzoon rond 1390 in dienst van de hertog van Gelre, Willem I. De titel van het werk klopt echter niet helemaal, aangezien de afgebeelde wapenschilden een veel groter gebied beslaan dan alleen het hertogdom Gelre. Het werk is in het bezit van de Koninklijke Bibliotheek van België.
Na Willem I gediend te hebben, kwam Claes Heynenzoon als heraut in dienst bij de Hollandse graaf Albrecht van Beieren. In diens opdracht produceerde hij het Wapenboek Beyeren. Dit boek legde een indrukwekkende reis af voordat het in relatief ongeschonden staat in handen kwam van de Nederlandse Staat.
Na de dood van Heynenzoon in 1414 kwam het in 1581 in Leiden terecht. Cornelis Claesz. van Aecken liet het opnieuw inbinden. Pas in de achttiende eeuw dook het opnieuw op, toen boekenliefhebber Jacobus Koning het in zijn bezit had. Verzamelaar Cornelis Maria van Hengst nam het in 1833 van hem over, waarna het via via bij de familie Beelaerts van Blokland terecht kwam.
In 1944 overleefde het kostbare werk ternauwernood de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog, toen familie het op een hondenkar in veiligheid bracht. In 2007 schonk de familie het boek aan de Nederlandse Staat.
Beide boeken zijn door de koninklijke bibliotheken van Nederland en België gedigitaliseerd en via hun website vrij toegankelijk.
Kees Huntink, CC-BY