Berend Hendriks staat te boek als een van de grondleggers van de Arnhemse School, een beweging in de kunst die zich kenmerkt door het integreren van stedenbouw, architectuur en beeldende kunst. Tot zijn overlijden woonde en werkte Hendriks in Arnhem, waar nog veel van zijn schilderkunst te bewonderen is.
Tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog studeerde Hendriks aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Hij maakte destijds vooral figuratieve, religieuze voorstellingen, in zowel schilderkunst als keramiek en glasmozaïek. Verscheidene gevels van naoorlogse kerken, scholen en overheidsgebouwen zijn gesierd met zijn gevelkunst in geometrische vormentaal, met als hoogtepunt het indrukwekkende glas-in-betonmozaïek dat de gehele gevel beslaat van de Pinksterkerk in Heemstede (1955).
In 1962 concentreerde hij zich weer op autonoom werk, met name schilderkunst, wat hij vóór zijn studie aan de Rijksakademie ook deed. Nu was het echter niet figuratief, maar volledig abstracte doeken van ritmische variaties in boeiende kleurstellingen, binnen geometrische vlakverdelingen. Deze schilderijen zag hij tegelijkertijd als studies voor toepassingen in architectuur.
Tijdens zijn docentschap aan de kunstacademie in Arnhem (1965-1983) bleef hij zich hier, vooral theoretisch, mee bezighouden, zich weg bewegend van traditionele monumenten, richting ideologisch ingegeven ‘omgevingskunst’ die sociale interactie moest bevorderen. Hoogteverschillen en geïntegreerde zitplaatsen moesten spel en gesprek uitlokken.
Voorbeelden van Hendriks’ gerealiseerde werken zijn de pleinontwerpen voor het stadhuis in Doetinchem, ontworpen in 1968 en een plein in Lichtenvoorde in datzelfde jaar. Net als in zijn schilderkunst kwam ook hier zijn signatuur van strakke geometrische variaties tot uitdrukking.