Mecheline Dijker is geboren in 1944 in ’s-Heerenberg. Ze groeide op in een groot katholiek gezin. Ze heeft één broer en zes zussen. Als oudste kind kreeg ze al snel veel verantwoordelijkheden. Ze zorgde voor haar jongere zusjes en hielp met het huishouden.
‘Ik ben opgegroeid in 's-Heerenberg. Mijn kindertijd en jeugd was heel beschermd, want mijn ouders waren heel erg katholiek. Ik mocht heel veel dingen niet en ik moest vaak naar de kerk. De school, de kerk en de familie: dat was het middelpunt. We hadden een groot gezin. Als oudste van acht moest ik al heel jong helpen. Wanneer ik vijf was liep ik met mijn jongere zusjes, hand in hand, naar de kleuterschool een kilometer verderop. Een jaar later, in 1950, was de school 'ontploft' door de babyboomers. Ik zat in de eerste klas met 45 kinderen. We zaten in een heel oud klooster, want op school was er geen plek meer.
Thuis na school was het vaak meehelpen: de was klaren en opvouwen, breien, schoenen poetsen en kousen stoppen. Nadat de klusjes gedaan waren, mocht ik spelen. Ik speelde toen op straat met ballen en een springtouw. We hadden geen step, rolschaatsen of een fiets. Andere kinderen uit de buurt hadden dat wel. We hadden iedere dag een stukje vlees en op vrijdag natuurlijk vis of een ei.
De melk werd toen ik klein was iedere dag met paard-en-wagen gebracht. Dan werd de pan onder de grote melktank gehangen. De melk werd daarna gekookt, anders werd hij zuur. We hadden een hele grote pan van zes liter, want er werd veel melk gedronken bij ons. Zoiets als limonade of ranja was er helemaal niet. Als wij dorst hadden, dan zei mijn moeder altijd: 'Pak maar melk.' Er stond een grote pollepel in die melkpan en wij mochten daarmee zoveel melk drinken als we wilden. Er bestonden toen nog geen koelkasten. We hadden een grote kelder. Daar hielden we alles koel.
Supermarkten waren er ook nog niet. Er was een coöperatie en we hadden de firma Witte. Dat waren katholieke winkels. De ene week gingen we naar Witte, een kruidenierswinkel. De andere week gingen we naar de coöperatie. In het begin liep ik daar naartoe. Later kwamen ze spullen brengen met de bakfiets en in de jaren '60 kwamen ze met een busje. Thuis kregen we bijna nooit snoep. Als ik naar Witte ging dan kreeg je een handje vol snoep. Dat wilde je het liefste onderweg al allemaal opeten. Toch bewaarde ik het, zodat iedereen thuis ook een snoepje kreeg.
Toen ik net kon schrijven, mocht ik de boodschappen in het huishoudboekje opschrijven. 'Vijf pond suiker, pak koffie, pakje thee, half pond griesmeel.’ Ik weet het nog bijna uit mijn hoofd! Vaak ging ik met een van mijn zusjes, die nog in de wandelwagen zat. Dat was wel handig. Mijn opa had die gelast en daar kon precies een grote tas opstaan. Want ik kon natuurlijk niet al dat zware gedoe tillen. Dan ging ik met dat wagentje boodschappen doen. Zo was het allemaal wel.’
Voor ‘Een nieuwe tijd! Wederopbouw in de Achterhoek’ vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in de Achterhoek in de periode 1940-1965. Dit verhaal over Mecheline Dijker is geschreven door Margriet Kosse, op basis van een oral history-interview afgenomen door Margriet Kosse in oktober 2019. Dit verhaal is geredigeerd door Kees Huntink.
Margriet Kosse, CC-BY