Hillebrand van Herwijnen (1953) leeft al zijn hele leven op een boerenbedrijf in de Bommelerwaard. Zijn melkveebedrijf met 190 melkkoeien en zo’n 75 stuks kleinvee ligt in het buitengebied van Hedel, langs de A2. In de tweede helft van de twintigste eeuw kreeg het bedrijf twee keer te maken met de ruilverkavelingen in het rivierengebied. Hillebrand vertelt wat voor invloed de ruilverkavelingen hadden op hun boerderij en de omgeving.
"In 1937 ging mijn opa van Kerkdriel naar Hedel. Dat was best bijzonder in die tijd, want er waren veel mensen in het gebied die amper uit hun dorp kwamen. Hoe het vroeger was, kun je in Hedel niet meer zien. Maar voor de ruilverkaveling zaten in de hoofdstraten van het dorp de grote boeren die het goed voor elkaar hadden en in de zijstraten zaten de kleine boerderijtjes. Die hadden ook bijna allemaal een gemengd bedrijf, een paar koeien en wat akkertjes."
"In de Tweede Wereldoorlog hebben ze in Hedel al heel vlug heel veel verwoest. De Duitsers dwongen ook om grasland om te zetten naar akkerland. Daarom werd er later een soort ruilverkaveling opgezet. Dat was al voor ik geboren werd. Het was heel kleinschalig en de wetgeving was niet zo goed. Er zijn toen wel nieuwe bedrijven opgezet, ook tuinbouwbedrijven. Dus de ontmenging is toen begonnen."
"Dat was in de jaren vijftig. Er waren toen nog heel veel kleine akkertjes en die gemengde bedrijven waren niet groot. Men teelde ook nogal wat producten. Als ze een akker hadden van een halve hectare of een hectare stonden er vaak wel twee, drie of vier gewassen op. Naast elkaar in stroken. Wij hadden toen wat oppervlakte betreft 14 of 15 hectare. Zes hectare daarvan was gras. We hadden denk ik een stuk of tien, twaalf koeien. Later wilde mijn vader meer de richting van de koeien op. Dan wilde je meer gras. Dus elk jaar zaai je een extra perceeltje gras in."
"Het landschap zag er toen heel anders uit. Veel kleinere percelen en er werden dus veel verschillende dingen geteeld. In dit gebied, in de Bommelerwaard, lagen heel veel boerderijen naast elkaar langs de dijken of in de dorpen. In de polders was helemaal niks, geen bebouwing. Alle percelen lagen verspreid. Bij ons viel het nog wel mee, wij hadden op drie plaatsen land: bij huis een beetje, hier een flink stuk (nu langs de A2) en op de uiterwaarden. Maar als de bedrijven groeien dan kom je weer op andere plekken. Want je koopt of huurt dan extra land en dat ligt dan maar zelden tegen je eigen land aan. Zo ga je van plek twee, naar drie, naar soms wel tien, vijftien plekken toe."
"Het doel van de ruilverkaveling was om die percelen meer bij elkaar te krijgen en de boerderijen bij het land om zo het boeren efficiënter te maken. Daar is maar één middel voor: boerderijverplaatsingen. Dat is op grote schaal toegepast in het rivierengebied. Het was hier erg nodig omdat alles heel versnipperd en verspreid was. De tweede ruilverkaveling waar ons bedrijf mee te maken kreeg, Bommelerwaard-Oost, werd dus veel grootschaliger. Iedereen in het gebied kreeg er mee te maken."
"Hoe dat ging, was in de wet vastgelegd. Eerst was er voorbereiding en stemmen. Veel vergaderen met alle boeren, daarna werd er een plan gemaakt. Dan kwam het krantje. Daarin werd medegedeeld wat er in grote lijnen ging gebeuren. Alle grondeigenaren moesten daar over stemmen, dat ging zowel hoofdelijk als per hectare. Vijftig procent van de eigenaren óf vijftig procent van de grond moest vóór het plan stemmen. Dan ging het door. Wij hebben voor gestemd. Wij waren er wel blij mee, want wij zagen daardoor een aantal kansen. De huiskavel kon vergroot worden, de gronden misschien bij elkaar en die verbeteren. Maar er waren boeren die er helemaal niet blij mee waren. Die zeiden: wij zitten goed, mooie boerderij midden in het dorp, wij gaan niet naar de polder. Gaandeweg het proces zag ik ook dat een tegenstander een voorstander werd en andersom. De verhoudingen werden soms op scherp gezet, dat je onderling met de buren een beetje onenigheid kregen over de toedeling."
"Toch is er voor de plannen gestemd. Toen kwam de uitvoeringsfase. Wegen en waterlopen werden aangelegd of op orde gebracht en de bedrijven werden verplaatst. Daarna was er de afsluiting. Er werd berekend hoeveel iedereen moest betalen. Het rijk betaalde het meeste, maar de eigenaren moesten ook meebetalen. Er werd gekeken naar hoeveel voordeel je van de ruil had. Hoeveel goede grond je inleverde en wat je teruggekregen had. Bij geen voordeel hoefde je niks te betalen, alleen een deel van de algemene kosten voor de aanleg van de (water)wegen. Bij veel voordeel moest je een boel betalen."
"Wij waren niet tevreden met de uitkomst van de toedeling. We waren in de jaren zeventig al verhuisd en hadden zelf de kavel vergroot, maar vier hectare bleef op een andere plek liggen. Uiteindelijk wisten we wel dat we niet alle grond hier bij huis zouden krijgen. De ruilverkavelcommissie vond 21 hectare voor ons bedrijf hier voldoende. Maar we moesten hele goede grond inleveren voor fruitteelt en bij ons bedrijf kwam een nieuwe boerderij, waardoor wij niet makkelijk bij onze eigen grond konden. Daar hebben we bezwaar tegen gemaakt en dat hebben we een beetje terug kunnen draaien. En zo zijn we met dat bedrijf verder gegaan en gegroeid naar wat het nu is."
Anne-Ruth Groen en Eefje Broere, 2024, Regionaal Archief Rivierenland, CC-BY-SA
Sprekende Herinneringen
1950-2000
Maasdriel
Archieven
Rivierengebied