Roosje in de herinneringen van Maurits Ver Huell

Drie vrouwen in Nederlands Oost-Indië volgens de Gelderse marine-officier Maurits Ver Huell

Slaafgemaakten zijn binnen het verhaal van overheersing en winstbejag in de wereldomvattende handel in nootmuskaat en foelie als mensen pijnlijk afwezig. Administratieve bronnen en plantage-inventarissen van de perken op Banda zijn minder nauwkeurig en minder volledig dan die uit het Atlantische gebied. Soms, zoals in de reisbeschrijvingen van Quirijn Maurits Rudolph Ver Huell (Zutphen, 11 september 1787 – Arnhem, 10 mei 1860), kan een glimp worden opgevangen van inheemse en tot slaaf gemaakte mensen, hun nakomelingen en de omstandigheden waarin zij leefden.

Maurits Ver Huell was een marineofficier met grote passie voor natuur en tekenen. In 1817 verbleef hij ruim een maand op de Banda-eilanden. Naast zijn officiële rol en functie binnen het koloniale systeem had hij oog voor de natuur, cultuur en de lokale bevolking op de eilanden. In 1835/36 verscheen van zijn ervaringen een tweedelig reisverslag, Herinneringen aan eene Reize naar de Oost-Indiën. Hoewel ook hierin het perspectief van de kolonisator en bezetter leidend is en Maurits’ eigen beleving centraal staat, zijn de beschrijvingen van de ontmoetingen met inheemse en tot slaaf gemaakte mensen als Roosje bijzonder. 

Roosje

Opvallend is dat het verhaal van de jonge perkslavin Roosje aanvankelijk ontbreekt in het manuscript dat Ver Huell voor de Herinneringen heeft geschreven. Uiteindelijk kreeg zij wel een plaats in de definitieve versie. Het is alsof Maurits zich na het schrijven, het doornemen van zijn ter plaatse gemaakte schetstekeningen en het uitwerken hiervan tot kleurtekeningen en aquarellen, Roosje en de ontmoetingen met haar weer herinnerde en haar alsnog vereeuwigde in de gepubliceerde uitgave.

Het schilderachtige beeld dat Maurits Ver Huell schetst van Roosje doet bijna idyllisch aan en staat in schril contrast met de harde werkelijkheid van de perkslavernij: de dwangarbeid onder een hard regime en een onmenselijk bestaan in onvrijheid, als eigendom van een parasitaire slavenhouder.

Klein verzet

De voortdurende angst waarin slaafgemaakten leven blijkt direct bij de ontmoeting met Roosje. Tijdens een van zijn wandelingen kwam Ver Huell “onverhoeds bij eene jonge perkslavin, die, in de aarde wroetende, er eene noot uithaalde”. Roosje voelt zich betrapt en wanneer Maurits naar haar naam informeert is haar angst onmiskenbaar, “daar zij zeker moest vooronderstellen, dat ik haar bij den perkenier, haren meester, zoude verraden, waarop eene strenge straf zoude volgen”. Roosje vertelt dat zij al eerder is gestraft omdat zij volgens de opzichter niet genoeg noten had verzameld en dat zij “nu en dan in stilte eene bijkans rijpe noot in de aarde [begraaft], die den anderen morgen open is”. Deze manier om bijna rijpe noten ‘voor later’ te verzamelen was voor Roosje en andere perkslaven een mogelijkheid tot klein verzet tegen het slavernijregime. (1)

Onafhankelijk

De beschrijving toont de machtsongelijkheid tussen de tot slaaf gemaakte jonge vrouw en de vertegenwoordiger van de koloniale macht die beslist over bestraffen of belonen. Ver Huell stelt Roosje naar eigen zeggen gerust, hij zal haar niet verraden en schenkt Roosje in vertrouwen een ropij, een Indische gulden. Uit de manier waarop Maurits de ontmoeting met Roosje beschrijft, blijkt duidelijk dat hij van haar gecharmeerd was. Werd Roosje ‘beloond’ omdat zij een mooie jonge vrouw was? Hoe voelde dit voor haar?

Ver Huell gaf de slaafgemaakten van Bojauw opdracht om “alle de zeldzaamheden, die zij vonden, bij mij te brengen, en Roosje bragt mij in verukking van vreugde, terwijl ik in de warande van het huis des perkeniers van mijne wandeling uitrustte, eene fraaije rups op den tak van een’ heester” [VH, I, 110]. Opnieuw bood Maurits haar een ropij aan, maar dit keer weigerde zij het muntstuk. Roosje toont hiermee haar onafhankelijkheid, zij mocht dan tot slaaf gemaakt zijn, maar voor alles was zij een vrouw die zelf bepaalt of en wanneer zij een geschenk aanneemt.

Historische Roosje

Van Fraassen en Klapwijk hebben geprobeerd de historische Roosje te achterhalen. Uit de beschikbare bronnen en genealogische gegevens komt één persoon in aanmerking als Roosje. Op 28 mei 1828 wordt een dan tienjarig meisje Eliza Hermanus gedoopt op Banda. Zij is op 28 januari 1818 geboren als dochter van de ‘heidense’ Roossie, waarschijnlijk een perkslavin. Verdere gegevens over deze Roossie en het muskaatnotenperk waar zij als slaafgemaakte tewerkgesteld was ontbreekt vooralsnog, zodat niet met zekerheid gesteld kan worden dat zij de door Ver Huell beschreven en getekende Roosje is. (2)

Bij het vertrek van Ver Huell van Lontor “stond Roosje op het strand om mij vaarwel te zeggen, en nam nu tot een aandenken een paar ropijen van mij aan”. Roosje was niet de enige vrouw van wie Maurits afscheid nam. Ida Magdalena Vrijmoed, de eigenaresse van Bojauw, was er ook. 

Dit was deel één. Lees ook de andere verhalen van dit vierdelige spoor: Ida en muskaatnotenperken, Nederland en Banda en Maurits Ver Huell!

Geïnteresseerd in meer verhalen over het slavernijverleden van Gelderland, Nederland of de wereld? Kijk dan vooral op de website van Mapping Slavery

Noten en verder lezen

(1)  De citaten in dit spoor m.b.t. Roosje zijn afkomstig uit: Ver Huell, Q.M.R., Herinneringen van eene Reis naar Oost-Indiën I (1835), pp.108-110, via: Fraassen, Chris F. van & Pieter Jan Klapwijk, Herinnering aan een reis naar Oost-Indië. Reisverslag en aquarellen van Maurits Ver Huell, 1815-1819 (Zutphen 2008).

[2]  Fraassen/Klapwijk, Herinnering aan een reis naar Oost-Indië, p.190, noot 384. De suggestie dat Eliza mogelijk een dochter is van Maurits Ver Huell bevat zoveel aannames dat dit zeer onwaarschijnlijk is. Hopelijk kan de digitalisering van de Molukse DTB-gegevens waaraan momenteel gewerkt wordt meer licht op Roosje werpen. In de ‘Levensherinneringen’ is  Ver Huell bijzonder openhartig over de verschillende (kortstondige) amoureuze contacten en relaties tijdens zijn leven en reizen. Hij maakt nergens melding van een relatie met Roosje, zoals hij dit bijvoorbeeld wel doet met de (niet met naam genoemde) Ida Magdalena Vrijmoed. De ‘Levensherinneringen’ zijn digitaal beschikbaar via Gelders Archief, Toegang 2039, inv.nr. 58.


Rechten

Aschwin Drost, Scribe Diem, CC-BY

  • Sporen van slavernijverleden

  • Personen

  • Oost - West

  • Werk

  • 1700-1800

  • Zutphen

  • Achterhoek

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl