Henk Zegers is geboren in het voorjaar van 1945 in Putten. Zijn vader gaat in 1943 voor de Lido werken in een kruidenierszaak in de Kerkstraat. De familie Zegers komt de oorlogstijd redelijk ongeschonden door, al kruipt de familie wel door het oog van de naald.
“Wij woonden in de Kerkstraat, dichtbij de kerk. Zelf gingen wij op zondag naar de gereformeerde kerk in de Achterstraat. Mijn vader is de hele tijd binnen gebleven. Hij was gewaarschuwd door Duitse soldaten die eerder in onze kruidenierszaak waren geweest. In onze hele straat zijn mensen weggevoerd. Naast de winkel van mijn ouders zat de lunchroom. Deze was van april tot september open. Ze verkochten er ijs, melk en koffie, vooral voor zomergasten. De lunchroom was begin oktober 1944 net gesloten. Fritz Fullriede en anderen hebben de lunchroom gebruikt om te overleggen over hoe het na de aanslag verder zou gaan. Mijn vader vond later op een zakje voor bonbons aantekeningen met adressen van huizen die verbrand moesten worden.
Mijn ouders zijn zelf net na het wegvoeren van de mannen uit Putten vertrokken. Mijn vader had in grote beschuitbussen kleertjes en luiers voor mij gedaan en deze begraven in de achtertuin. Ze zijn met wat spullen op een kar naar de Telgterweg gegaan waar een achterneef van mijn vader woonde. Deze neef woonde één huis naast het huis waar mijn opa Zegers is geboren. Aan de andere kant woonde de familie de Bruin. Met hun toen één jarige dochter ben ik later getrouwd! Mijn moeder was op dat moment hoogzwanger van mij. De huizen aan de Telgterweg waren vol met mensen die een veiligere plek zochten.
De Engelsen bombardeerden de spoorwegovergangen om de Duitse treinen die daar langs kwamen te laten ontsporen. Ze beschoten ook het huis waar mijn ouders verbleven. Ze schoten dwars door het dak. Mijn moeder stond op de trap. Naast haar stond een kennis van haar en die hebben ze dood geschoten. Mijn moeder heeft een heleboel granaatscherven in haar buik gekregen. Zover ik weet heb ik daar geen last van gehad. Mijn moeder en ik hebben daar toen wel geluk gehad. Na een paar dagen zijn mijn ouders weer teruggegaan naar de Kerkstraat.
Mijn vader vertelde dat hij moest helpen bij het spoor met het opruimen na de bombardementen. Hij fietste daar elke dag heen en deed de winkel dan dicht. Toen is er een Duitse officier gekomen die gezegd heeft dat hij de winkel open moest houden. Mijn vader zei: “Ik moet daar heen”. Toen kreeg hij een brief waarop stond dat hij niet meer hoefde. De reden daarvoor was dat de Duitsers verrekte gek waren op chocolade en dat ze wilden dat de winkel open bleef.
Na de bevrijding van Putten in april 1945 stond er bij de kerk een Canadese tank op het plein. Mijn vader stond met mij op de arm met een aantal andere mensen te kijken naar de tank. De Canadese militair trapte per ongeluk op de pedaal van de tank en schoot. Eén van de vrouwen die naast mijn vader stond is toen doodgeschoten. Mijn vader zat onder het bloed. Ik ben er dus twee keer heel goed vanaf gekomen.”