Hans van Beek (1943) maakte de oorlog niet bewust mee. Zijn vader is niet meegevoerd met de razzia, maar heeft hem daar na die tijd veel over verteld.
"Mijn vader was echt een perfecte, goede chauffeur. Hij reed met de eerste vrachtauto in Putten, een Arbenz. Het was een Duitse legerwagen uit de Eerste Wereldoorlog. Duitsland moest alle militaire goederen inleveren na het verliezen van deze oorlog. Die Duitse legerwagens kwamen ook in ons land terecht. Het autorijden heeft mijn vader zichzelf aangeleerd. Mijn opa kon het niet meer leren, die was altijd voerman geweest met paard en wagen. Een stuurwiel in zijn handen, nee dat was het niet. Teugels, dat ging beter.
Putten is heel bijzonder getroffen in de oorlog, doordat er met de razzia op 1 en 2 oktober 1944 heel veel mannen zijn weggevoerd. Ik herinner me nog dat op de lagere school veel kinderen in de klas geen vader meer hadden. We waren toen nog zo jong: het drong niet tot ons door wat een verschrikkelijke werkelijkheid daar achter zat. Het leek wel gewoon in Putten als een kind geen vader meer had.
Mijn vader heeft heel veel over de razzia verteld. Voor hem is het altijd een groot wonder geweest dat hij niet is meegevoerd met die razzia. Hij zei: ‘Ik hoefde niks te doen, ik hoefde niet te liegen, ik hoefde me niet te verstoppen.’ Mijn vader was een oersterke man, hij was nooit ziek. De zaterdagavond voor de razzia werd hij ziek en kwam hij op bed te liggen. Zelfs de dokter kwam erbij. Hij bleek een bijzonder zware verkoudheid opgelopen te hebben en was niet in staat om op zijn benen te staan.
Op zondagmorgen kwamen er Duitse militairen met een Puttense politieman aan de deur om te vragen of er mannen in huis waren. Mijn moeder zei: ‘Mijn man is ziek, die ligt boven’. Eén van de Duitsers ging met de politieagent mee naar boven naar mijn vader. Toen ze begrepen dat hij al sinds de vorige avond ziek was moest er een laken uit het raam worden gehangen. Dan zouden ze hem verder ongemoeid laten.
Mijn vader had een transportbedrijf. In de oorlog mocht hij zijn vrachtauto houden en hij hoefde niet naar Duitsland voor de Arbeitseinsatz. Hij mocht vrachtjes blijven vervoeren, maar dat was moeilijk omdat er geen benzine meer was. Daarom moest hij op houtgas rijden. Er zat een houtgasgenerator op die auto, met blokjes hout als brandstof. Zo kon de auto rijden met een trekkracht van niets natuurlijk.
Omdat hij zijn vrachtauto mocht houden moest mijn vader wel beschikbaar zijn als de Duitsers een vervoerder nodig hadden. Hij had gelukkig geen vervelende transporten, van mensen vervoeren of zo. Hij deed bijvoorbeeld transporten voor de kantines van de Duitse legerplaatsen. Dat is een aantal keren gebeurd, maar daar had hij niet zo veel zin in. Sowieso niet om voor de Duitsers te rijden, maar ja, als je voor het blok staat moet je wel.
Om het transport voor de Duitsers te ontwijken ging mijn vader vaak van huis af. Als de Duitsers dan aan de deur kwamen en vroegen: ‘Waar is de Kraftfahrer?’ kon mijn moeder zeggen dat hij niet thuis was. Dat was dan jammer voor hen. Ze namen de auto niet mee, want de Duitse militairen konden meestal ook geen auto rijden. In die tijd had nog bijna niemand privé een auto, zodat er heel weinig mensen met een rijbewijs waren. Dus als de chauffeur er niet was, dan gingen ze naar de volgende vrachtrijder om te kijken of die thuis was.”
Voor Verhaal van Putten vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in Putten. Dit verhaal over Hans van Beek is geschreven door Lian van der Zon, op basis van een oral history-interview, afgenomen op 10 januari 2019.