In de hongerwinter was Jitske Ruitenbeek-Friso (1929-2020) veertien jaar oud. Het was een schaarse tijd, waarin Jitske en haar vriendin Jo samen toch veel plezier beleefden.
“Mijn vader werkte bij de belastingen en daardoor zijn we in 1938 naar Putten verhuisd. Ik moest in Putten naar een nieuwe school. Dat vond ik niet zo leuk. Ik had een Friese naam: Jitske. Ik denk, weet je wat, ik zeg dat ik Jetje heet. Die naam vind ik veel mooier. Maar ja, de andere dag schreeuwden de jongens: ‘Ha, Jetje, pissebedje, Jetje pissebedje.’ Ik heb maar een paar dagen Jetje geheten. Toen ben ik weer Jitske gaan heten.
Toen ik van school af kwam, ik was denk ik 12, 13 jaar, ben ik naar de naaischool gegaan.
Daar leerde je breien, jurken naaien, kousen stoppen en ik weet niet allemaal meer. Maar d’r was niet zoveel stof: je kon niks kopen. Ik heb toen van een ouwe broek van mijn vader een rok voor mezelf genaaid. Allemaal lapjes aan elkaar. Je moest het doen met de spullen die er waren. Alles werd goed gebruikt. D’r werd geen elastiekje weggegooid. Niks d’r van.
Er kwamen altijd doortrekkers in die winter. Dat waren mensen die vanuit Amsterdam of Rotterdam fietsend of lopend met karren en kruiwagens hierheen kwamen om eten te halen. Wij hadden elke nacht doortrekkers in huis. Een keer was er een van de ondergrondse en die zei: ‘Kom maar mee’. We zagen vanaf het balkon bij de slaapkamer dat ze in de lucht bezig waren, wat naar beneden te gooien.
In de oorlogswinter gingen we schaatsenrijden. Jo, mijn vriendin, had laarzen, maar ze waren een beetje te klein. Ze gingen aan de achterkant los, maar dat was niet zo erg, want daar plakte je een fietsband overheen. Het waren zwarte laarzen met zo’n rood stukje fietsband. We gingen lopend naar de Vanenburg en daar gingen we dan schaatsen. Ik vroeg of de laarzen nog zeer deden, maar Jo zei: ‘Ze lopen nou heel gemakkelijk.’ Er stak zo’n stukkie hak uit, maar we deden de schaatsen onder en zo hebben we toch nog altijd heerlijk kunnen schaatsen.
Een keer met schaatsen kletsten we allebei voorover in het water. Het was koud en we zijn zo met de natte kleren aan op de fiets weer naar Putten gegaan. Ik heb een paar dagen in bed gelegen: mijn ouders dachten dat ik een beetje grieperig was. Maar ze gingen ook niet naar een dokter. Ik heb m’n hele leven een zere plek aan m’n knie gehad. Ik kan hem nog voelen. Maar daar ging je niet voor naar de dokter. Ben je mal!
Bij mijn vriendin hadden ze een fiets op tafel. Je moest om beurten draaien zodat er licht was. Batterijen had je nog niet. Was je aan het fietsen, dan had je licht, maar als je stopte dan had je geen licht meer. De fiets stond gewoon op z’n kop op tafel. En als je mekaar pesten wou, dan draaide je een keer vlug of langzaam.”
Voor Verhaal van Putten vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in Putten. Dit verhaal over Jitske Ruitenbeek-Friso is geschreven door Lian van der Zon, op basis van een oral history-interview, afgenomen in november 2018.