'Voor 1954 werkte ik als tennisleraar in Amsterdam, maar de sfeer onderling was niet goed. Ik hoorde dat er in Arnhem een tennisbanencomplex te pacht stond. Ik besloot een kijkje te gaan nemen en een praatje te maken met enkele leden. Zij zeiden allemaal dat ik het niet moest doen, omdat het een grote puinzooi was. Maar ik was nog jong, 22 jaar, en van 1954 tot en met 1974 was ik de pachter van tennisclub De Hoogkamp. Het complex was in 1950 gebouwd als onderdeel van een huizenbouwproject in de wijk van een ontwikkelingsbedrijf uit Amsterdam. Het complex bestond uit drie keer vier banen. Toen ik begon had de club 48 leden en dat was niet genoeg. Ik verspreidde foldertjes in de buurt en binnen een jaar tijd had de club 800 leden en uiteindelijk 1000 leden. In mijn tijd speelde de Hoogkamp op hoog niveau in de competitie en er keken altijd veel toeschouwers naar de wedstrijden. Door de drukte mochten de mensen van mij ook op het dak van het clubhuis naar de wedstrijden kijken. Na het tennissen was het gezellig op de club. In de kantine stond een voetbalspel en een tennistafel en mensen bleven zitten voor een drankje.
In de winter kon er natuurlijk niet gespeeld worden door de vorst, maar er moest wel geld verdiend worden. En zodoende heb ik in 1954 voor een primeur gezorgd in Arnhem, namelijk de eerste ijsbaan in Arnhem die niet van natuurijs was. Vier banen werden onder mijn leiding omgetoverd tot een ijsparadijs en er zijn weleens 2000 mensen aanwezig geweest. Het ging ontzettend goed met de vereniging. Je moet in zo'n baan van de mensen houden en ze helpen met een lach op je gezicht. Mensen kwamen na een dag hard werken bij de tennisclub en ik zorgde dan dat ze een kopje koffie kregen en dat ze binnen tien minuten op de baan stonden. Met de mensen die naar mij toe kwamen voor lessen, sloeg ik eerst een balletje, en dan wist ik precies dat die lesgroep op die avond het beste voor hun geschikt was. Ik kende iedereen op de club. De tennisclub op de Hoogkamp was in mijn tijd een echte sportieve ontmoetingsplek in de wijk. '
A.A. Bunt