Aan het woord is Gerrit Goedhart, vrijwillig molenaar van de Wenumse Watermolen. De oorspronkelijke Wenumse korenmolen wordt al genoemd in 1313. Elke eerste zaterdag van de maand en op aanvraag draait Gerrit de molen om het aangeleverde graan te malen. Ook zorgt hij voor het onderhoud van het molengebouw en het scherpen van de molenstenen.
Op een druilerige augustusochtend rijd ik door Apeldoorn. Langs het kanaal, dan linksaf richting Wenum volg ik de slingerende landweg over de brug van de Grift. Bij aankomst valt mij onmiddellijk de grote door eeuwenoude eiken omzoomde vijver op. De wijerd aan de voorkant van de molen. In het molengebouw zit een aantal mannen aan de koffie, een van hen is Gerrit Goedhart, de molenaar. Hij gaat mij voor naar een zaal in het naastgelegen gebouw en vertelt enthousiast over zijn contacten met boeren, waterschap en fabrikanten, over het waterbeheer van de Wenumse beek en de Grift.
“Ik kom uit een molenaarsfamilie, van mijn vaders kant, mijn grootmoeder en haar familie waren ook molenaars. Mijn vader was molenaar in Ede bij de molen Concordia, een windmolen. Ik heb de opleiding maalderij gevolgd in Wageningen aan het station van maalderij en bakkerij in Wageningen. Na het eindexamen in 1962 kwam ik via relaties hier terecht en ik ben nooit meer weggegaan. De Wenumse watermolen was een onderdeel van het veevoederbedrijf van Van Bree. Ik werd aangenomen voor de verkoop.”
“Eind jaren zestig veranderde er heel veel in de molenaarswereld. We zaten vlak onder Apeldoorn en de stad begon enorm uit te breiden waardoor alle kleinere boerenbedrijven verdwenen. Dat waren klanten waar wij een goede band mee hadden en waar we ook van bestonden. Ik kan mij nog herinneren dat we, in 1965 zal het geweest zijn, 200 ton boerengraan maalden. Daarnaast ging men snijmais verbouwen in plaats van graan, dat bracht 1000 gulden per hectare meer op en de boeren hadden er veel minder werk aan. Ze belden de loonwerker en die maakte alles voor hen in orde. Daardoor kwam in 1967 de molen stil te staan, hij had zijn functie verloren. Wel hebben we nog jarenlang een bak rogge gedraaid voor de toenmalige bakkers. In deze buurtschap hadden we 8 of 9 bakkers. Maar dat is ook allemaal voorbij.”
“Dit bedrijf had vroeger een beekruimer in dienst die de beek schoon moest houden. Dat was slecht werk, die liep met grote laarzen door de beken om het vuil van de bodem weg te halen. De familie van Bree was niet alleen eigenaar van het water van de wijerd, maar ook van de sprengen en de sprengkoppen. Het bezit van de Wenumse beek werd gedeeld met de eigenaar van de Rotterdamse kopermolen. Het schoonhouden, toen de waterradmolens nog draaiden, was van levensbelang.”
“Soms kon een molen niet draaien omdat er geen water was, dat werd nog al eens opgepompt door bijvoorbeeld een papierfabriek zoals in Eerbeek.. Apeldoorn pompte veel te veel water uit de grond voor de drinkwatervoorziening. We hebben in de zestiger jaren een tijd gehad dat het moest regenen voordat er water in de beek was. Dat waren grote problemen. Er was wel water maar het kwam niet meer omhoog, het bleef zo'n beetje gelijk. Als je er wat water afhaalde moest je wachten tot er weer water bij kwam. De Wieselse beek kwam daardoor droog te liggen, Berg en Bos kwam droog te liggen en het voorpark van paleis het Loo. In het voorpark hadden ze alles afgedekt met kunststof en er diepwelpompen opgezet. Die pompten water in de sprengen, want er kwam niks meer uit de sprengkop. Maar toen Apeldoorn een tweede waterwingebied onder Beekbergen had gevonden kwam het water terug.”
“Ik was op het Loo toen er weer water kwam en daardoor kwam dat kunststof zeil omhoog. Het was net of er een hele grote glimmende walvis lag, de mensen die er langs liepen wisten niet wat ze zagen. De natuurlijke toestand is nu redelijk goed hersteld. We zijn een van de weinige waterradmolens op de Veluwe die water genoeg heeft om te kunnen draaien.”
“Wij hadden hier aan de kop van de Wenumse beek, bij de Zwolse weg een grote fabriek die het afval gewoon in de beek loosde. Ik ben wel met emmers dode vis naar het stadskantoor in Apeldoorn geweest om dat aan de beheerder van landelijke eigendommen te laten zien. Hij had geen tijd en ik was zo lelijk, want de vijver hier, dreef van de vis. Ik zei: ”nou dan blijf ik zitten tot hij wel tijd heeft” en toen kwam hij naar beneden en zei: 'Goedhart ik kan er niks meee, we hebben daar nog geen wapens voor.' Ik hoor het hem nog zeggen, maar toen hij de wapens kreeg deed hij er wat aan.Ik ben ook met die vis bij de directeur van die fabriek geweest dat was een Duitser het was ook een Duits bedrijf. Die zei: 'Ja wenn sie das im glo werfen' als je het in de wc gooit, daar kon híj weer niks aan doen. Toen de boetes kwamen had hij daar tonnen staan waar ze het afval, zware metalen, in deden. Maar de vis ging wel dood.”
“In de zestiger jaren dreven er hele grote bellen op de Grift, het leek wel een soort zeepsop. Bij de Papagaaibrug kwam dat spul net zo hoog als de brug zelf, en dat is nu verdwenen, de Grift is schoon. Toen teerden we ook het houtwerk nog, maar dat gebeurt nu echt niet meer omdat ik weet wat het doet.”
“De loonwerkers spoten vroeger ook de boomgaarden en het grasland met middelen zoals roundup. De tank waarmee ze dat deden werd hier in de wijerd gespoeld. Op een ochtend lagen er wel zo’n tien/ twaalf eenden te dobberen met het kontje omhoog en de kop omlaag, dood! Er was geen sanctie op, die loonwerker kwam daar mee vrij. Dat was gewoon verkeerd maar er was geen wet, waar moest je hem op pakken? Het is zo moeilijk aan te tonen, op het moment dat die eenden dood zijn is dat water al weer doorgestroomd. Kom je een dag later dan zijn die concentraties zo laag geworden dat je daar niks mee kunt. Zelfs de gemeente kon dat niet dat kon pas toen de milieuwetgeving werd aangescherpt. In de jaren zeventig werden de bekeuringen en de boetes hoger en werd er meer naar het milieu gekeken.”
“Er was nog geen wetgeving dat kwam pas later, maar de overtreders hebben heel wat bekeuringen gehad voordat ze er mee op hielden. Want een fabrikant gaat pas nadenken als de nadelen groter worden dan de voordelen. Pas zes jaar geleden heeft het waterschap het hele beekstelsel schoongemaakt. Aan de vervuilers zijn boetes uitgedeeld en er werd ook een persleiding aangelegd die het vuile water rechtstreeks naar de zuivering bracht en na die tijd kwam er geen vuil water meer in de beek.”
“Het waterschap maakte in het verleden de sloten recht en zorgde dat het overtollige water verdween. Dat was in het voordeel van de boeren, die in die tijd een grote invloed op het waterschap hadden. Dat hebben ze nog, ze moeten er ook flink voor betalen. Het waterschap houdt nu niet alleen meer rekening met de boeren maar ook met het beekherstel en de natuur. En daar ben ik ontzettend blijmee. Het beekherstel in Apeldoorn is een enorm groot project geweest. Ze zijn nog bezig met de grift, die komt in de stad weer boven de grond.”
“De vissen zijn terug; de beekprik en het bermpje die waren er vroeger niet meer. We hebben de ijsvogel terug, het heeft een hele tijd geduurd voordat ik die zag. Het is ook een heel snel maar verschrikkelijk mooi vogeltje. De grote en de gele kwikstaart en de aalscholver zitten hier ook. En dan hebben we de waterschildpad gehad, maar die is de laatste keer bij het schoonmaken van de beek verdwenen. Die móet ook verdwijnen want er is een nieuwe wet. Er mag niet mee gefokt worden en hij mag niet meer verkocht worden. Ze laten de exoten uitsterven. Daar hoort dat schilpadje ook bij. Jammer want het was een erg leuk beestje, dat zat altijd op de palen hier in de vijver.”
“Ik zie weer een eekhoorn. Ik heb hier 50 jaar gewoond nooit een groene kikker gezien, wel de bruine kikker. Maar de laatste jaren zitten ze er weer. Als je richting Nijbroek gaat hoor je nu allemaal kikkers kwaken. Het komt allemaal terug, dat zijn echt positieve zaken. Het denken van de mensen is veranderd, zij vinden het mooi als ze weer een reiger, ooievaar en otter zien. Van de laatste twee zijn er nu weer te veel. De otter rijden ze dood, maar er zijn niet te véél otters, er zijn te veel auto’s! Als het water schoner wordt dan zie je het kroos weer verschijnen, dat was dus voor 1960 absoluut niet ‘ t geval. De planten zoals de lissen en die prachtige lisdodden zijn weer terug. Wij hebben hier op het ogenblik wel een plant de Japanse duizendknoop, ook een exoot, die veel overlast bezorgt.”
“De contacten met het waterschap verliepenbuitengewoon goed. De mensen waar ik mee te maken had waren praktijkmensen. Die begrepen onmiddellijk waar het over ging en waar je mee zat. In het verleden toen de Veluwe lang niet zo bebost was als nu werden de beken bedreigd door het stuifzand, omdat de wind vrij spel had. Nu komt de bedreiging van de bomen die langs elke beek op de Veluwe staan. Het afgevallen blad drijft mee en hoopt zich uiteindelijk hier bij de molen op. Het waterschap heeft het laatst nog schoongemaakt, naast de molen lag heel veel blad wel van een paar jaar.”
“Het waterschap zorgt er ook voor dat de beekkanten schoon blijven, dat het water vrij doorgang heeft. Ik kreeg altijd boeren aan de lijn van de ene kant of de andere kant van de beek die zeiden: "Goedhart ik verzuip” die wilden het water langs de andere kant laten lopen. Want we hadden verschillende mogelijkheden. We hebben een verlaat aan de wijerd dat is een omleiding. Als er niet gemalen wordt stuwt het water op, loopt de wijerd over en stroomt het water over het land. Het verlaat voert het water af en uiteindelijk komt het weer in de onderbeek terecht.”
“Er waren wel eens ruzies tussen de boeren onderling; als een boer er voor zorgt dat zijn vee niet op de beekrand terecht komt, gaat het goed. Maar als de koeien elke keer op de rand gaan staan om te drinken, komen er voren in en begint het over te lopen. Als een beek eenmaal overloopt, houd je hem niet tegen. Dan slijt dat steeds verder af en als er ruzie kwam werd ik gebeld dan zei ik:” ja, man ga dan eens een keer jouw afrastering verzetten want dat vee hoort daar niet”. Hij moest dus zorgen dat die koe of dat paard niet op die rand kwam.”
“Het beekherstel is heel goed verlopen en zowel de beek als de omgeving is er op vooruitgegaan. Bijvoorbeeld het stukje van de Wenumse beek wat langs de fabrieken liep was vroeger niet zo fraai. Nu zijn de fabrieksgebouwen weg, alleen de kantoren zijn er nog dat heeft ook invloed op het landschap en de omgeving. Er is minder vandalisme, er is meer begrip. De natuur krijgt weer de waardering die het verdient.”
“Ik denk dat de ontwikkeling die nu is ingezet gewoon door zal gaan. Het zal misschien een kwestie van geld worden. Maar de mensen denken anders over het bestaan en het gebruik van het waterstelsel op de Veluwe. Want dat is heel uniek, dat vind je nergens zo. Wat de molen betreft ik ben de eenentwintigste molenaar en er komt ook een tweeëntwintigste die zal zorgen dat de molen blijft draaien. Wij zijn alleen maar passanten in het leven van de molen.”
Dit verhaal is vastgelegd in de periode 2016-2018 door vrijwilligers van de Oral History Werkgroep Gelderland, de Bekenstichting en de Museumfabriek Winterswijk. Mede gefinancierd door Waterschapsfonds Gelderland.
Margreet Schimmel, 2016, CC-BY-NC
Leven met water in Gelderland
Landschap
1950-2000
2000-nu
Apeldoorn
Veluwe