Henk en zijn vrouw Jo Pleiter hebben het naar hun zin in een fraaie woning in buurtschap Corle, Winterswijk. Jongste dochter Jannie met gezin woont naast hen. Zoon Henk en dochter Anja met gezin zijn de erfopvolgers op het landbouwbedrijf in Vragender, 100 meter verder. Dit erf ‘Nijenkamp’ ligt als het ware ingeklemd tussen Vragenderveen en Schaarsbeekdal. Landbouwgrond die na hard werken door vorige generaties in cultuur werd gebracht, is eind vorige eeuw aan de natuur teruggegeven. Een langjarig proces, dat Henk heeft meegemaakt als landbouwer maar ook als bestuurslid van een aantal organisaties, zoals Stichting Marke Vragenderveen, Waterschap van de Oude IJssel en Ruilverkaveling Winterswijk-oost (waarvan Henk voorzitter was).
“In mijn jeugd woonden wij met drie generaties op de boerderij. We spraken thuis altijd over ‘Het Vaene’. Eigenlijk bestaat het totale ‘Korenburgerveen’ uit drie delen: Vragender Veen, Corlse Veen en Meddose Veen. Het boerenwerk lag mij wel. Toch dacht ik er ook weleens over om verder te leren, want het boeren heeft zo zijn beperkingen. Ook toen zag ik dat al. Mijn vader vond mij geloof ik het meest geschikt van zijn zonen als erfopvolger. Dat zag hij goed en ik heb er zeker geen spijt van. Als ik van school kwam dan liep ik hard naar huis, dan ging ik aardappels opgraven of ik hielp de sleuven voor drainage door de Heidemaatschappij weer dichtgooien. Direct na WO2 konden we subsidie krijgen voor het leggen van drainagebuizen. Voor ons was het belangrijk dat natte stukken land een betere ontwatering kregen.”
“Ons erf ligt in het zogenoemde ‘Schaarsbeekdal’. De Schaarsbeek komt vanuit het Vaene en loopt bij ons langs op het laagste punt en stroomt dan verder door het Goor richting Bredevoort. ’s Winters schaatsten wij daar, maar dat kan al lang niet meer. Als je jong bent dan leer je al omgaan met het Vaene, je moet de plekken kennen. Van bovenaf lijkt het mooi begroeid, maar je zakt er zó doorheen als je niet oplet. Ik herinner me goed de oorlogstijd, toen we naar onze eigen stukken laagveen gingen om daar turf te halen. Brandstof was toen ‘betuun’ (er was gebrek aan) en we hadden ‘modden’, zo noemden we die. Dat baggeren ging zo: je moest snel een gat graven en op een ondergrond uitstrijken, zodat je een verdeelde dikte kreeg. Dat liet je een beetje opdrogen en dan tekende je met een spitse stok de vorm van de turf in de lengte en de breedte. Dan weer laten drogen, dan knapte het daar precies open. Later sneden we het dan door met zo'n lange stok met krom mes aan ’t uiteinde en dan moest je daar even een beetje aan trekken want er zat soms van ‘dat kwekke en grei in’ (kweekgras en ander spul). Je moest blijven opletten want de turf mocht niet kapotgaan. Dan sneed je dat door tot op de grond en dan weer laten aandrogen totdat het opneembaar was.”
“Ja dat was nog wel eens moeilijk om te zien welk stuk van ons was en wat van anderen. Het betrof allemaal heel kleine percelen - ‘een paar schepelzaod’ - die allemaal in elkaar overgingen, bij elkaar was dat ruim één bunder. Mijn vader wist dat. Hij zal dat wel weer van zijn schoonvader meegekregen hebben, want vader was hier ingetrouwd. Van oorsprong was alles particulier bezit van vooral boeren. Honderden mensen is misschien teveel gezegd, maar het zal niet veel schelen. Na de oorlog wilde Natuurmonumenten het gebied in bezit hebben. De mensen hier in de buurt wilden wat hen altijd had toebehoord beslist in eigen beheer houden. Toen is de Stichting Marke Vragender Veen opgericht, vanaf 1956 doen zij het onderhoud en beheer van het Vragenderveen. Toen de ruilverkaveling kwam, zocht het Kadaster de eigendomsverhoudingen uit. Er waren namen, waaraan afgeleid kon worden dat het joodse namen waren. Hun nakomelingen konden niet gevonden worden! In de jaren tachtig moest een buffer van zo’n 250 meter natuurgebied om het veengebied aangelegd worden, want cultuurwater en mest mochten niet in het gebied vloeien. Dat was goede landbouwgrond. De boeren brachten een offer, zij kregen vervangende grond. Een deel van het gebied is nu van de Marke en de rest is van Natuurmonumenten.”
“We waren zelfvoorzienend qua melkvee, de grond lag op acht plaatsen. In begintijd had ik 27 hectare cultuurgrond, waarvan 19 hectare grasland. Een paar weides lagen tegen het Vaene aan, waren alleen geschikt voor jongvee. In de winter stond anderhalve bunder onder water. Daarvoor kregen we een beheersvergoeding, met beperkingen zoals: praktisch niet bemesten en niet maaien vóór midden juni. Daarbij lagen wij ook in het waterwingebied Corle, waarvoor normen golden. Jazeker, het was weleens lastig voor de bedrijfsvoering. Ik zal een voorbeeld noemen, het is een gebeuren waar ik veertig jaar lang last van heb gehad. Ik kreeg te maken met het Waterschap van de Oude IJssel toen men midden jaren 70 de Schaarsbeek ging verbeteren. Ze kochten maaipaden aan en ik heb direct ’ja’ gezegd want dat had ik wel over voor een betere ontwatering.”
“Wie schetst mijn verbazing toen ik op een dag ontdekte dat ze een stuw gingen aanleggen bij de Schaarsbrug. Ik zag ‘daor een helen drokten’. Niemand had mij iets verteld. Het gevolg was, dat wij met onze grond helemaal achter die stuw kwamen te liggen en dat het water hier hogerop gestuwd zou worden. Toen ik om uitleg vroeg zei het Waterschap: “Nou ja, dit zijn A2 werken, daar zijn we aan gebonden, want anders krijgen we geen rijkssubsidie.” Toen ik het hogerop zocht en vroeg: ‘Weurumme doo'j zoiets? Daor hebbe wi-j toch last van en hoe lange geet dit grapjen duren ?’ was het antwoord, dat de waterstand in het veen een tijdlang gemeten moest worden. Het was najaar en het onderzoek zou duren tot begin april. Toen het bijna april was, heb ik weer opgebeld. Ik zeg ‘Denk d'r umme, daor bun'k pissig ovver, daor mot héél gauw wat gebeuren want dit kan zo neet langer!’ ‘Hou het even stil,’zegt hij, ‘want we zijn bijna klaar.’”
“Later bleek dat die stuw daar toch moest blijven. Ik heb gezegd dat er geen ene moer van klopt: ‘Dat geet ovver onze rugge, zonder vergoeding.’ Zeiden ze niet veel op terug, anders dan ‘Jajaja…’ Uiteindelijk is die stuw dan zo’n twee-/driehonderd meter verlegd richting het Goor. Maar dat hielp geen zier, dat stuk grond liep snel vol water en dan had ik er wéér last van. Sinds die tijd ben ik altijd met het Waterschap in gesprek gebleven. Wel op een goede manier, want anders was ik ook nooit gevraagd voor het Dagelijks Bestuur. Ik leerde toen ook Alex Gerritsen kennen, de watergraaf. Maar steeds was de boodschap, dat ze er niets aan konden veranderen.”
“Vervolgens kwam de Ruilverkaveling. Er werden twee sloten gegraven waar de landbouw nog wel op kon ontwateren en dat liep dan zo bij ons in de Schaarsbeek. Voor mijn bedrijf werd het nu nóg slechter! Voordien liep het cultuurwater het Vaene in en kwam mondjesmaat in de Schaarsbeek. En nu kwam het van twee kanten aansnellen richting onze grond (er was een groot verval). Het kwam zowel van de Corlese kant bij ons in de beek - maar die liep over omdat die stuw daarginds immers lag - en van de andere kant, de Vragender kant 100 meter van onze boerderij, dus ook in de Schaarsbeek, óók precies op onze grond. Het water stond soms wel 50 centimeter hoog op ons land.”
“Ik heb die 'duiker' nooit teruggezien, die stond- echt waar - altijd onder water. Onze grond was verschrikkelijk nat, het duurde ook altijd lang voordat dit water weg was. Het grootste deel van het jaar kon je niet of heel moeilijk rijden op het land. Buurman Te Peele bijvoorbeeld, die woonde ook an’t Vaene, had er totaal geen last van want had een andere afwatering. Wij stonden praktisch alleen in die zaak. ‘Daor bu'w eengaal met an’t praoten en bakkeleien ewest. Maor ze hebt ons nooit ne vergoeding edaone.’ Mijn motto is altijd geweest: als er meer aandacht naar natuur moet gaan, dan moet de gemeenschap daarvoor betalen. Je kunt echt niet een enkele boer de narigheid geven en zijn kosten opjagen.”
“Uiteindelijk was het Bouke ten Brinke, een gedreven en deskundige medewerker bij de Landinrichtingsdienst, die zich erin verdiepte en snapte hoe de wateroverlast van twee kanten op onze grond in elkaar stak. Zijn conclusie was: ‘Ja, dit kan zo echt niet’ en hij zocht naar een oplossing. Hij kwam een tijdje later op bezoek en vertelde dat hij een ongeneeslijke ziekte had… enne toen zegt hij: ‘Ik hebbe dat met dee grond nog neet in odder.’ ‘Dat zat um hoge.’ Ik zeg: ‘Bouke, lao'w daor noo neet ovver praoten’, want, ton kreeg ik 't haoste te kwaod. Den kennen ik zó good. Ton is e schielek eigenlek estorven in juli 2009. Maor hee had vaker ezegd: ‘Wi-j mot zeen dat d’r een stuk grond kump ter compensatie.’ Maor goed, dat lukken ton neet meer.”
“In 2011 werd mijn probleem eindelijk aangepakt door het Waterschap. In Lievelde had men de beschikking over een groot perceel, waarvan de bovengrond werd afgehaald omdat het natuurgebied zou worden. Een loonbedrijf werd ingeschakeld om 12.000 kub aarde naar ons land hier te brengen. Een grote operatie die – dat moet ik eerlijk zeggen – heel goed is uitgevoerd want de grond is goed vermengd opgebracht. ’t Is een heel verhaal. ‘Wi-j hebt d’r altied groewlek völle last van ehad. Jao, jao, daor was bi-jnao veerteg jaor ovverhen egaone.’”
“En dan nog iets. ‘Daor is een tied ewest, zo’n tien jaor gelaen, ton hadden ze zich ok weer wat oet-evonden .’ Dat was zo gek, ineens was er weer een nieuwe regel. Op tien meter afstand van de hoogwaardige beek - bij ons was dat de kronkelende Schaarsbeek - daar mochten wij met de mestkar niet meer komen, niet langer bemesten. We kregen er geen vergoeding voor. Niks. Voor ons ging het zo’n beetje om 650 meter aan weerskanten. Maar er was niemand van de boeren hier in de buurt tussen Vaene en Schaarsbeek waarvoor dat óók gold. En ook aan de Vragender kant werden de boeren niet gehinderd. Dat gold dus zuiver en alleen ons. En daarbij...de Schaarsbeek stroomt door het beheersgebied Grote Goor, daar liepen die koeien zomaar ongehinderd door die beek. Werkelijk heel gek, ik bedoel maar, die koeien 'driet en miert' toch ook in die beek (doen daarin toch ook hun behoefte)?”
“Dat vond ik zó onterecht. Waarom krijgen wij daar als enige boer aan de beek te maken met die maatregel? We kwamen toch al niet dichtbij de waterkant omdat er een maaipad langs de beek ligt en dan kwam er nog tien meter bij. En de boeren een eindje verder (waar geen maaipaden liggen) die konden wel dichtbij de beek komen. Die andere boeren daarginds in "het Klooster" hebben een diepere ontwatering, dat scheelt 22 cm, ik heb het na laten meten. Ik heb gezegd: ‘Sluit ons daar maar op aan, dan hebben ook wij een diepere ontwatering.’ Nee dat kon niet. Ja, wat moet je ertegen doen als eenling tegenover een organisatie? Ik heb het vaak genoeg tijdens de vergaderingen genoemd. Het is langzamerhand gedoogd of in de doofpot gestopt. ‘Langzaam bu'w daor maor weer opan egaone en gin mense hef d'r meer wat ezegd. Dat bunt mi-j noo ok regels. Dat is joo echt…. dat bunt mensen wel achter 't bureau zit en zich wat bedenkt. Want zelfs ieder dom mense kan zeen dat ‘t nargens op slöt.’ Kijk als er een nieuwe regel gaat gelden, dan moet die voor de hele waterloop gelden. Maar het kan niet zo zijn dat een enkele landbouwer eruit wordt gelicht en dat het alleen voor hem geldt. En dan ook nog zonder vergoeding.”
Dit verhaal is vastgelegd in de periode 2016-2018 door vrijwilligers van de Oral History Werkgroep Gelderland, de Bekenstichting en de Museumfabriek Winterswijk. Mede gefinancierd door Waterschapsfonds Gelderland
Ina Brethouwer, 2018, CC-BY-NC
Leven met water in Gelderland
Landbouw
1900-1950
1950-2000
2000-nu
Winterswijk
Achterhoek