“De kogels of scherven van projectielen – wat het was, wist ik niet, maar we hoorden ze fluiten – vlogen ons over de koppen heen”

Henk van Eerden

Henk van Eerden werd geboren 28 februari 1933 op boerderij Huitink aan de Kottenseweg in de Brinkheurne. Henk is getrouwd met Jo Abbink uit Corle en samen kregen ze drie kinderen. In onvervalst Brinkheurns dialect vertelt Henk duidelijk en nadrukkelijk over zijn jeugdtijd in en om boerderij Huitink. Ook de laatste jaren van de oorlog en met name over de bevrijding wordt verteld. Henk ging van school af om zijn vader, een markant figuur, op te volgen.

Boerderij Huitink

“Om te beginnen wil ik stellen dat boerderij Huitink ten opzichte van andere grotere, oudere boerderijen in Winterswijk een aparte plaats inneemt. Ons huis staat met de voorkant naar de huidige Kottenseweg. Dit in tegenstelling tot de meeste grote oude boerderijen. Die staan bijna allemaal met het achterhuis naar de verharde weg. Dit is heel goed te verklaren door het feit dat de huidige Kottenseweg ongeveer negentig jaar geleden tot over een heel grote afstand verlegd was. Het tracé van boerderij Eelink naar de Duitse grens lag gemiddeld vijfhonderd tot achthonderd meter noordelijker. Reden daarvoor was waarschijnlijk het mijden van drie oversteekplaatsen van de Slinge. Daar spaarde men de bouw van drie bruggen mee uit. Later waren er waarschijnlijk toch wel redenen om de weg wat zuidelijker te leggen. Vandaar dat, nadat deze boerderij er al stond, de weg aan de andere kant is komen te liggen. Het oude tracé is op veel plaatsen nog zichtbaar aanwezig, maar op andere plaatsen totaal niet meer. Daar is het is opgegaan in het landschap. 

De boerderij heette niet altijd Huitink. Eerder heette het Hoitink en aanvankelijk was het nog anders. Vroeger hoorden er bij Huitink meerdere boerderijen, onder andere de hofsteden Aolbrink en Harmsman en de boerderijen Den Harden en Alves. Deze boerderijen vielen allemaal onder de bewoners/ eigenaren van boerderij Huitink. In de loop der jaren is het bezit veranderd en deze verpachte bedrijven horen inmiddels al jaren niet meer bij Huitink.  

Ik kan me een reeks van namen herinneren die hier het eigendom hebben gehad: een Woamelink, een Heetkamp en een Bennink. Het zijn allemaal namen die je in het familiearchief nergens meer tegenkomt. De vermoedelijke oorzaak van het verdwijnen van de familienaam is dat er geen zoon als opvolger aanwezig was en de dochter trouwde en dat op die manier de boerderij op een andere naam kwam. De namen Hesselink afkomstig uit Ratum en Te Lintum van boerderij Willink in Ratum, vanaf de vrouwelijke kant, kwamen vaak ter sprake. In de stenen gevel van het huis staan het jaartal 1863 en de initialen AH van Abraham Hesselink, en JHteL – dat zal wel Johanna Hendrika te Lintum zijn. Of dit de allereerste muur geweest is die van deze boerderij gebouwd is, is niet helemaal duidelijk. De boerderij Huitink werd o.a. bewoond door Roerdink. Mijn moeders meisjesnaam was Roerdink afkomstig van Nijenhuis uit Ratum. Nadat haar vader was overleden, is haar moeder weer getrouwd met de broer van haar vader.  

Bevrijding van Winterswijk

Mijn vader, Z.G. van Eerden is in 1934 vanuit Aalten, de Heurne hierbij ingetrouwd. Het gezin bestond uit vader en moeder en drie kinderen. Ik ben van 1935 en later zijn er twee zussen bijgekomen, geboren in 1938 en 1945. Ik heb dus de oorlog meegemaakt en kan me daarvan nog enkele dingen herinneren. Een van de dingen die mij het beste voorstaat, was de bevrijding van Winterswijk. Dat was op Goede Vrijdag in maart. De illegale berichten kwamen door, de Engelsen kwamen dichterbij. Ze zaten in Bocholt of misschien nog wel dichterbij. We liepen ’s middags achter het huis en toen moesten we heel snel naar binnen. De kogels of scherven van projectielen – wat het was, wist ik niet, maar we konden ze horen fluiten – vlogen ons over de koppen heen, dwars door het huis, een paar gaten achterlatend. 

We hadden inmiddels al een kelder, een oude gewelfde kelder. Die hadden we ingericht om er in geval van nood de nachten door te brengen. Maar op die Goede Vrijdag zijn we hals over kop naar de kelder gegaan en we zijn er niet eerder uitgekomen dan zaterdagmorgen plusminus half zes, want toen ging met een vreselijke knal de Huitinkbrug eruit. De ‘Prussen’ hadden de brug laten exploderen. Tien minuten later zagen we de Duitsers die dat karwei gedaan hadden hierachter door het bos over de bosweg afnokken. Dat was het laatste wat wij van de Duitsers gezien hadden.  

Tegen een uur of tien kwamen de eerste Engelsen, de ‘Tommies’, vanuit het Woold via Brinkheurne bij de Kottenseweg. Aangekomen bij de Huitinkbrug, leek het alsof ze niet verder konden. Maar het was voor de Engelsen gesneden koek om een noodbrug aan te leggen van hout. Die lag er met een paar uur in en toen kwam de hele colonne via de Brinkheurne langs de Brinkheurnse school hier op de Kottenseweg. Ik zie ze op dit moment nog zo voor mij heen gaan over de Kottenseweg richting het dorp, om naar het gemeentehuis te gaan. Tussen twaalf en een uur ‘s middags wapperde onze nationale vlag weer op het gemeentehuis. 

Heel bijzonder was ook dat de heer Zwagerman, de toenmalige gemeentesecretaris die ondergedoken zat bij een buurman van ons, een van de eersten was die op het gemeentehuis op het bordes stond om mede de nationale vlag te hijsen. Later op de dag was er nog een onverschrokken Duitser op een motor die meende er nog tussenuit te kunnen gaan, hier over de Kottenseweg. Maar die kwam niet zo heel ver. Hij werd door de Engelsen platgelegd. Dat was iets wat ik als jonge knaap nog niet eerder had gezien; dat ze er een van de motor neerknalden. Dat was heftig. 

Wat die brug betreft is er nog een kleine bijzonderheid. Vroeger reden we allemaal met boerenwagens met daaraan lange naven en dan gebeurde het regelmatig dat die naven bomen beschadigden. En dat kon natuurlijk ook met zo'n brugleuning, want die bruggen waren niet zo breed als tegenwoordig. Om dat te voorkomen werden er aan weerzijden ‘schamppoale’ neergezet, een halve meter vanaf de leuning zodat de leuning bespaard bleef. Van die vier schamppoale staan er op dit moment nog twee hier bij de deeldeur. Die andere twee staan – hoe ze er gekomen zijn, weet ik niet – bij het pand dat vroeger bewoond werd door Martin, toen Groenloseweg (later fysiotherapeut Brus, Rondweg- west).  

Het leven op de boerderij

Na de lagere school ben ik enkele jaren in het dorp naar school geweest. De HBS duurde mij te lang. Ik ben er drie jaar naartoe geweest en daarna naar de Landbouwwinterschool. Wanneer je als oudste zoon geen grote antipathie had tegen boeren, dan werd je gewoon boer en volgde je je vader op. Dat was een traditie. Dus dat was met mij ook het geval.  

We hadden een gemengd bedrijf met kippen, varkens en koeien, en extra inkomsten uit het verpachten van twee bedrijfjes van respectievelijk zes en negen bunder en de exploitatie van een boscomplex van vier tot vijf bunder groot. Het had een bestaansrecht. In de tijd van mijn vader en moeder hadden ze medewerkers in het achterhuis en vrouwelijke hulpen in het voorhuis. Ik kan mij er nog een aantal herinneren en daar hebben we nog regelmatig contact mee. Twee meiden die hier vele jaren hebben rondgelopen zijn Dine en Mientje Toebes. Voor hun tijd was er nog een andere dame: Sien Wassink.  

Mijn vader is er dus vanaf 1934 bij in komen wonen. Toen hij eenmaal ingeburgerd was en zijn kwaliteiten als bestuurder opgemerkt werden, heeft hij veel bestuursfuncties gehad, zowel plaatselijk als provinciaal. Nog een leuk aspect: heel veel mensen noemden mijn vader ‘Z.G.’. Dat waren in het Winterswijkse heel onbekende klanken; de voorletters ‘Z.G.’. Die G was natuurlijk goed te plaatsen; die sloeg op Gerard, Gerrit. Maar die Z was de eerste letter van de naam Zeno. Hij was vernoemd naar zijn opa Zeno, geboren in 1906 te Aalten. Er kwam hier eens een brief binnen uit Amsterdam gericht aan Z.G. van Eerden, Winterswijk. Dat was alles. Maar hij kwam wel aan, want zelfs de postbodes wisten waar Z.G. woonde. Hij werd in de Brinkheurne door heel veel mensen aangesproken met ‘Z.G.’. Mijn vader was een bekendheid. 

Maatschap

Ik heb mijn vrouw, Jo Abbink uit Corle, leren kennen tijdens de dansavonden in de Harmonie en op de Rijks Landbouwwinterschool te Winterswijk waar zij op het huishoudgedeelte zat. Ondanks dat jongens en meisjes apart werden gehouden, kwamen we elkaar toch tegen. Ik heb heel wat fietstochten afgelegd over de uitgestrekte Bessinkgoorweg voordat we in 1960 trouwden.  

Mijn vader en moeder en Jo en ik woonden apart. Onze trouwdag viel ongeveer gelijk met de dag waarop we in maatschap het bedrijf gingen runnen. De ondernemingsvorm maatschap was toen vrij uniek en bestond uit vader, moeder, mijn vrouw en ik. Na een aantal jaren in maatschap zei mijn vader op een gegeven moment: ‘Ik stop ermee’. En toen hebben we het met ons beiden voortgezet. In het begin was het een gemengd bedrijf, maar later werd de varkenstak afgestoten en vond er uitbreiding plaats in de rundveesector. In 1980 werd een ligboxenstal gebouwd met open voedering, buitenvoedering. Mijn liefhebberij en interesse lag, net als bij mijn vader, in de fokkerij, waar we ons later in specialiseerden.  

De rolverdeling op de boerderij was tamelijk traditioneel. Het huishouden kwam voor negentig procent neer op de schouders van mijn vrouw. Het buitenwerk en achterhuis kwam voor mijn rekening. Eerst bewerkte ik het bouwland met de paarden, maar na een jaar of wat kwam hier een tractor en dat gaf natuurlijk een behoorlijke verlichting. Daarnaast heb ik veel werkzaamheden laten verrichten door loonbedrijven. 

Noabers

Vroeger had je het ‘noaberschap’. Dat is de laatste jaren aan verandering onderhevig. Vroeger had je intensief contact met noabers, gedeeltelijk noodzakelijkerwijs. Als de dorsmolen in de winterdag kwam, was je een week onder de pannen met dorsen. Van de ene naar de andere boer. Dat is natuurlijk allemaal achterhaald, en dat is een van de oorzaken dat die contacten wat minder zijn geworden. Veel noabers komen niet uit de buurt. De oorspronkelijke mensen zijn of overleden of naar het dorp verhuisd. Voor hen zijn veel vreemden gekomen en de contacten met die vreemde mensen zijn over het algemeen wat minder intensief als met de oudere noabers. Uitzonderingen daargelaten. Jaarlijks is er nog het traditioneel Brinkheurnse volksfeest; een harmonieus, intiem ons-kent-ons-feest en bij mijn weten heb ik dat nog nooit overgeslagen. 

Geen opvolging

Net als mijn vader heb ik veel bestuursfuncties bekleed, maar anders dan hij ben ik wel de politiek ingegaan. Veertien jaar was ik raadslid voor de VVD. Nevenfuncties vergen veel tijd en energie op de boerderij. Altijd maar weer plannen. Het is niet altijd gemakkelijk met een boerderij om op tijd op de vergaderingen te zijn. Mijn vrouw heeft hier een heel grote rol in gespeeld. Wat betreft ons bedrijf; dat heeft geen toekomst meer. Dat is heel cru gezegd, maar het is de werkelijkheid. We hebben geen opvolger. We hebben drie kinderen gekregen: een zoon en twee dochters. De zoon woont bij ons op de boerderij. De eigendommen zijn verdeeld onder de kinderen. En de gemeente heeft elf hectare gekocht voor woningbouw en een sportaccommodatie waar voetbalvereniging FC Trias en honkbal- en softbalvereniging BSC Hickory hun domicilie hebben. Een hele bedrijvigheid, vooral in de weekenden. Een paar keer per jaar ga ik nog voetbal kijken op sportterrein ‘t Huitinkveld.” 

Dit verhaal is in 2014 verzameld door de Oral History Werkgroep Gelderland.


Rechten

Geert Toebes, CC-BY

  • Winterswijk

  • Streekgeschiedenis

  • Landbouw

  • Werk

  • 1950-2000

  • Winterswijk

  • Achterhoek

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl