De Maartekeur in Lochem was een van de laatste openbare vrijstermarkten, zoals die ooit op tal van plaatsen in Nederland en daarbuiten voorkwamen. Zoveel is zeker, aan deze vorm van romantiek kwamen vioolmuziek en zoete woordjes niet te pas.
Onderwijzer H.W. Heuvel (1864 - 1926) geeft er in Oud-Achterhoeksch Boerenleven een beschrijving uit de eerste hand van. Op de eerste woensdag in maart trokken vrijlustige jongeren 'bij scharen' naar Lochem. In hun mooiste kleren stelden de meisjes zich in een lange rij op het dorpsplein op en de jongens moedigden elkaar aan: 'Alloh, de mèkes mot ekuurd worden!'
Terwijl ze langs hen liepen probeerden ze met wit of rood krijt een kruis achter op 't jak van het meisje van hun voorkeur te zetten, 'zoals men een verkocht schaap merkt'. Zonder slag of stoot ging dat niet. Zogenaamd om hun goeie goed te beschermen liepen de meisjes gillend weg, ondertussen keken ze of de juiste jongen zijn kruisje plantte.
Van de Maartekeur werd begin twintigste eeuw in kranten nog regelmatig melding gemaakt. Dan begint een ommekeer. In 1922 heet het dat markt langzaam uitsterft. En in 1935 bericht het Algemeen Handelsblad dat de meisjes niet langer op het plein te pronk staan om te wachten of er een vrijer komt opdagen. 'De tijden zijn in dit opzicht wel veranderd... en verbeterd'.
Door: Jef de Jager