Van opleiding landbouwhuishoudlerares naar voorlichtingswerk

‘Zij was toch wel een van de aanjaagsters.’

Anneke Kok- Brandsma (1945) woont ruim vijftig jaar in Gelderland en werkte in de voorlichting in Gelderland. Zij vertelt dat zij in Overijssel geboren is en de opleiding voor landbouwhuishoudlerares in Deventer in 1967 afsloot. Aansluitend vond zij eind jaren zestig werk als huishoudconsulente in de streekverbetering in Zuid-Holland en vertelt over dit werk en de relatie met Gelderland.

Vooropleiding huishoudlerares

‘Ik ben geboren in 1945 op een boerderij in Noordwest Overijssel, tegen de Weerribben aan. Daar woonden we buiten het dorp Oldemarkt, waar ik naar de lagere school ging. Met alle meisjes van het dorp ging ik naar de huishoudschool in Steenwijk. Ik vond er niet veel aan en vond het ook wel erg gemakkelijk. Daarna volgde ik de driejarige vooropleiding voor lerares nijverheidsonderwijs, een katholieke opleiding in Steenwijkerwold. Dat was in de buurt.

Die keuze kwam door Juffrouw Wijers van de Overijsselse Landbouwmaatschappij, waar zij werkte als ASV-ster (Agrarisch Sociaal Voorlichtster). Zij kwam regelmatig bij ons thuis omdat er een streekverbetering aan de gang was en mijn vader in het streekverbeteringsbestuur en de ruilverkaveling zat via de landbouworganisatie. Zij was degene die tegen mijn vader zei, toen ik de huishoudschool niet zo prettig vond: "Nou, dan moet ze wat anders gaan doen. Ze kan wel wat meer." Zodoende kwam ik op die vooropleiding voor huishoudlerares en later ook Rollecate terecht. Zij was toch wel een van de aanjaagsters. Ik vond dat zij interessant werk had, dus zodoende.

Via mijn vader wist ik ook wel iets van voorlichting, maar ik was toen nog erg jong om met voorlichting te beginnen. Daarom ging ik na de vooropleiding huishoudlerares naar Deventer, de opleiding tot landbouwhuishoudlerares doen. Ik woonde eerst een jaar op het internaat en daarna op kamers, want het was te ver om elke dag op en neer te reizen. Ik ging op mijn 17e, bijna 18e, uit huis en dat vond ik prima, want thuis vond ik het niet allemaal zo prettig. Mijn moeder was al op mijn zesde gestorven en met een tante die ons verzorgde, kon ik het niet zo heel geweldig vinden.

Rollecate

Op Rollecate kwamen vooral veel boerendochters uit het noorden van het land. Uit de Achterhoek kwamen er meer dan van de Veluwe. Rollecate was algemeen en Zetten was protestants-christelijk. Net als Zetten had Deventer twee opleidingen: ik deed de opleiding voor landbouwhuishoudlerares en een van degenen die ik van Deventer nog ken, deed de leraressenopleiding tuinbouw NXX1. Het tweede jaar was een heel stagejaar. Dan moest je op allerlei soorten van boerderijen werken: een rundveebedrijf, een akkerbouwbedrijf, een gemengd bedrijf en in een arbeidersgezin. Op een volkshogeschool liep ik ook een paar maanden stage. Dat was erg de moeite waard. Er was een schoolvereniging die dingen organiseerde en natuurlijk hadden we goede contacten met de Deventerlandbouwers van de hogere landbouwschool. Voor het halen van het pedagogische getuigschrift deed ik examen in Ede op een huishoudschool. Een deel van het examen was in Drachten, waar ook een opleiding was. Ik vond het een hele prettige periode in Deventer, maar vond het lesgeven op een huishoudschool niet zo leuk. Ik had natuurlijk ook wel wat anders kunnen doen. Maar ja, toen ging ik solliciteren en dat liep als een trein.

Ik zat dan wel op de opleiding op Rollecate voor landbouwhuishoudlerares, maar ik vond lesgeven op een huishoudschool nog steeds niet leuk. Voorlichting sprak me meer aan. Toen solliciteerde ik op een paar vacatures. Ik kon meteen kiezen: of bij de Overijsselse Landbouwmaatschappij en dan zou ik in Twente gaan werken, of bij een streekverbetering in Zuid-Holland in de Alblasserwaard – Vijfheerenlanden bij de Hollandse Maatschappij van Landbouw. Omdat ik uit Overijssel kwam en daar wat mensen mij kenden en ik hen kende, dacht ik, dat wil ik niet. Laat ik maar iets verder weggaan waar ze me niet kennen. Toen ben ik in Zuid-Holland begonnen. In 1967, ik was toen eenentwintig. Eigenlijk ook heel jong nog om daarmee te beginnen.

Streekverbetering Zuid-Holland

Ik begon als consulente in de streekverbetering. Streekverbetering was een soort voorbereiding om het gebied via voorlichting wat meer “minded” te maken richting ruilverkaveling. Veel boeren zagen ruilverkaveling als een vooruitgang. Sommige mensen zagen het toch wel als een bolwerk van de overheid. In die periode had je het Ontwikkelings- en Saneringsfonds, het O&S-fonds. Dat was eigenlijk wel een goede regeling, zowel voor boeren die verder wilden ontwikkelen als voor boeren die wilden saneren. Ik ging in Gorcum wonen. Dat lag midden in de Alblasserwaard – Vijfherenlanden. Ik zat daar in een grote streekverbeteringscommissie. Er was daar ook een aparte commissie voor vrouwen in de streekverbetering. Dat noemde ze de damescommissie.

Woningverbetering

Ik deed van alles; je kan het zo gek niet verzinnen of je deed het. Heel veel voorlichting over woningverbetering. We hadden in die tijd voorlichtingswoningen en een voorlichtingsdouche bij wijze van spreken, en een voorlichtingskeuken. Mensen hadden toen nog nauwelijks een douche en een keuken. De keuken was vaak een hoekje van de bijkeuken of van de stal. Het was een pomp en dat was het dan wel zo’n beetje, en een fornuis met hout of kolen. Dus gingen ze kijken hoe een douche eruitzag. Je kan het je nu niet voorstellen. De streekverbetering in Alblasserwaard volgde eigenlijk de Tielerwaard een beetje op. We gingen dan soms wel met twee, drie bussen op excursie naar de Tielerwaard om een voorlichtingswoning te bekijken. Ook kwam er voor het eerst een ligboxenstal. Dat soort dingen. We reden door de Alblasserwaard langs de dijken om al die mensen op te halen. Dat organiseerde ik samen met een voorlichtster van de CBTB, daar kon ik het goed mee vinden. Een grappige periode.

We gaven een nieuwsbrief uit en schreven artikeltjes. We namen wel eens iets over van de Consumentenbond, bijvoorbeeld over koelkasten en wasmachines. Onze activiteiten en verslagen stonden erin. Ook hadden we een “ploegkoffer”, zo noemden we dat. Daar zaten Ploegstoffen in, mooie stoffen als voorbeelden voor vloerbedekking en gordijnstoffen. De mensen waren heel weinig gewend. In veel gevallen adviseerde ik om linoleum te nemen. Dat leek mij het meest praktische op de boerderij. Op een gegeven moment werd die koffer afgeschaft en hoefde niet terug. Toen maakten we kussentjes van de stukjes gordijnstof die erin zaten.

Wij werden bijgeschoold door het NITHO in Wageningen, want wij hadden in onze opleiding over woningverbetering niet veel gehad. Het NITHO, het Nederlands Instituut Toegepast Huishoudkundig Onderzoek, werd geleid door professor Visser. We kregen onderwerpen als leren lezen van plattegronden, plattegronden veranderen, keukens samenstellen, looplijnen en zo. Dat was best interessant. Als er een hele moeilijke toestand was met een verbouwing van iets waar heel veel moest gebeuren, kon ik een beroep op een medewerker doen. Dan kwam er iemand mee en die keek of mijn voorstel niet de zaak deed instorten. Soms was het alleen maar het plan maken en dan hadden de mensen me verder niet meer nodig. Een andere keer ging ik er regelmatig naartoe.

Voorlichting over opleiding voor jongeren, huwelijksgoederenrecht, budgetteren

Wat in die periode ook heel erg speelde, was de opleiding van kinderen. Dat hoorde niet zozeer bij ons werk, maar daar ging het toch wel vaak over. Mensen vertelden over een zoon of een dochter die goed kon leren en op de MULO zat. Maar bij het niveau konden ze zich niet goed iets bij voorstellen. Als een zoon naar de MAS, de middelbare agrarische school, ging, keken ze daartegenop. Bij meisjes zei ik weleens, als ze naar de ULO kan, dan kan ze daarna ook een andere opleiding gaan doen. Vaak werd het verpleging of een enkeling ging in het onderwijs. Als ouders geen geld hadden om beurzen aan te vragen, gaf ik een tip: probeer het daar eens. Toen had je nog een beurs van het ministerie. Maar je had ook gemeentes en provincies die beurzen verstrekten.

Ik zat in Zuid-Holland in de agrarische commissie van de plattelandsvrouwenorganisatie. Clara van Zoelen uit Zoelen werkte als consulente bij de plattelandsvrouwen in Zuid-Holland en ik maakte haar in die tijd vaak mee. Ik gaf lezingen voor afdelingen van de plattelandsvrouwen. Als ik iets voor een hele afdeling deed, was het voor iedereen uit het dorp. Ik weet nog wel dat ik dat als 21-jarige best lastig vond. Dan legde ik uit wat streekverbetering en ruilverkaveling was en soms ook wel over verzekeringen en huwelijksgoederenrecht. Ze waren wel nieuwsgierig hoe ze dit dan moesten aanpakken. Dus dan ging ik daarna nog wel in op individuele verzoeken. Het duurde wel even voordat boerinnen in de gaten hadden dat het toch voor hen van belang was om het een en ander geadministreerd te hebben en ergens een positie in te hebben. Vooral bij zwaardere gelovigen zoals in de Alblasserwaard en Tielerwaard was de man de baas, hoofd van het gezin, en de vrouw had het er maar mee te doen.

Wij deden ook budgetteren voor gezinnen. In Zuid-Holland zat ik namens de Plattelandsvrouwen Nederland in het bestuur van het toenmalige ‘NIBUD’. Bij de oprichting zaten er onder andere ook vrouwenorganisaties in het bestuur, niet alleen plattelandsvrouwenorganisaties, maar ook de Vereniging voor Huisvrouwen en de Consumentenbond. Het hoofd Voorlichting van de landbouworganisatie in Zuid-Holland, die ik vanuit mijn werk kende, werd directeur van het nieuwe NIBUD.

Voordat ik in 1974 naar Wageningen verhuisde, volgde ik al eerder nog in 1970 en 1971 een omscholing van huishoudconsulente naar sociaal-economisch voorlichtster, omdat het werk bij de streekverbetering stopte. We volgden daarvoor een landelijke bijscholing in Driebergen met collega’s uit het hele land: christelijke, katholieke, algemene, allemaal samen. Er werkten in die tijd in de voorlichting in Zuid-Holland maar weinig vrouwen; het waren bijna allemaal mannen. Dat was ook altijd een beetje of soms behoorlijk tegen opboksen. Maar het was ook een hele gezellige periode.’

Voetnoten:

  1. Dit interview is gehouden in kader van het Oral History Project Educatie en Emancipatie (vanaf 2023), Hoe werkten vrouwen aan persoonlijke ontwikkeling in de jaren 50, 60, en 70 op het platteland in Gelderland?
  2. CBTB: Christelijke Boeren en Tuinders Bond
  3. NIBUD: Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

Bron:

  • Oral History Interview Anneke Kok-Brandsma 13 maart 2024.


Rechten

Jeanne van Poppel, Werkgroep Oral History Gelderland, CC-BY-NC-SA

  • Educatie en Emancipatie

  • Onderwijs

  • Personen

  • Werk

  • 1950-2000

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl