De IJssel heeft door haar geografische ligging in de nabijheid van de Nederlandse oostgrens meerdere malen gefunctioneerd als verdedigingslinie. Door de IJssel te laten inunderen kwam een groot gebied onder water te staan en werd de doorweg voor de vijand geblokkeerd. De meeste pogingen waren niet succesvol omdat óf het waterpeil te laag stond óf de IJssel bevroren was.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog begon Prins Maurits van Nassau als eerste met de aanleg van verdedigingswerken langs de IJssel. Deze bestonden uit aarden omwallingen met een plein en een uitkijktoren (redouten). Ze vormden een keten waarin de aan de rivier gelegen steden een centrale plaats innamen. Werken deed deze linie helaas niet. In de winter van 1624 trok de in Spaanse dienst zijnde graaf Hendrik van den Bergh bij Dieren met zijn soldaten en ruiters over de bevroren rivier. Toch werden er daarna nog enkele nieuwe pogingen gewaagd. In de 19de eeuw werd bijvoorbeeld bij Westervoort een sperfort aangelegd als onderdeel van een verdedigingslinie. Hiervoor werden in de eerste helft van de 20ste eeuw nog betonnen kazematten aangelegd. Doel van dit fort was om de vijand de toegang tot waterwegen en de spoorlijn te versperren.
Na de Tweede Wereldoorlog werd er opnieuw een linie aangelegd als onderdeel van de NATO-verdedigingswerken. Ditmaal om de opmars van Russische tanks te blokkeren. De Nederlandse regering koos voor de IJssel als verdedigingslinie en liet in het allergrootste geheim langs de hele IJssel verdedigingswerken, schuilkelders en een noodhospitaal bouwen. Boeren in de omgeving wisten van niets, evenals de soldaten die op wacht liepen. Op 9 november 1989 viel de Berlijnse muur en raakte de IJssellinie overbodig. Vele onderdelen van de IJssellinie zijn daarna gesloopt. Stichting IJssellinie te Olst probeert nu nog zoveel mogelijk voor het nageslacht te behouden.
De IJssel in Beeld
Landschap
1600-1700