Ook in de late middeleeuwen kende Putten een aantal versterkte huizen: Arler, Beerencamp, Schoonderbeek en de Vanenburg.
Het goed Arler heeft al een hoge ouderdom. Het wordt in het tijnsboek van het klooster te Elten al in de veertiende eeuw genoemd. Het huis Arler is daarentegen pas in het laatste kwart van de vijftiende eeuw gebouwd als een eenvoudig herenhuis van het type 'spijker' in opdracht van Henrick Reyners van Arler, schout van Putten. Daarna vererft het huis via verschillende leden van het geslacht Van Arler tot het in de zeventiende eeuw verkocht wordt aan Johan van der Hell. Na enkele generaties Van der Hell komt het aan de familie Van Delen. Vanaf het begin van de achttiende eeuw is de gang van zaken rond het huis onbekend en zal het vervallen zijn tot een boerenwoning, in de tweede helft van de achttiende eeuw bewoond door Hartger Aalten. Vermoedelijk bevindt het huis zich in een zódanig ruïneuze staat dat het als bijgebouw van een boerderij wordt beschouwd. Bij de instelling van het kadaster wordt het niet meer afzonderlijk vermeld. De muurresten zijn sindsdien onder het maaiveld verdwenen totdat zij in 1998 voor onderzoek tijdelijk zijn blootgelegd.
Oorspronkelijk was dit een vijftiende-eeuwse bezitting van de Van Allers, gebouwd als herenhuis van het type 'spijker'. In 1501 werd het verkocht aan Sander Bentinck. De Bentincks bleven het eeuwenlang in bezit houden. Rond 1800 was het gedegradeerd tot een boerderij en werd het verkocht aan Willem van Weede, een Puttense grootgrondbezitter. Via zijn zuster vererfde het binnen de familie Haersma de With.
De vroegst bekende eigenaar van Schoonderbeek is Klaas van Aller, die leefde in de tweede helft van de vijftiende eeuw en overleed in 1484. Waarschijnlijk is het huis in die periode gebouwd als een eenvoudig herenhuis van het type 'spijker'. Schoonderbeek vererfde op zijn zoon waarna het in 1501 in handen kwam van Sander Bentinck die het op zijn beurt in 1519 aan hertog Karel van Gelre verkocht. In 1521 werd het huis door een Hollandse bende scheepsvolk in brand gestoken. Hertog Karel schonk het goed aan zijn dochter Anna van Gelre die het herstelde. De hertog bracht er diverse malen een bezoek en was zeer tevreden over de bewaking van zijn persoon door de Puttenaren. Deze waren dienstplichtig aan Schoonderbeek en werden door hem vrijgesteld van de landweer. De dienstplicht aan Schoonderbeek door de Puttense dorpelingen en de bewoners van de Putterbrink is gebleven tot de Franse tijd. Na de dood van Anna van Gelre werd het goed verkocht en werd het achtereenvolgens door diverse eigenaren bewoond. Een deel van het gebouw is geruime tijd als boerderij gebruikt. Dit deel is in het begin van de twintigste eeuw verdwenen. Het uitgestrekte landgoed is inmiddels echter verminderd tot circa een hectare. Het huis wordt particulier bewoond.
De Vanenburg is van oorsprong een boerderij die afhing van de kelnarij en bekend was onder de naam 'het goed tho Nulde'. Rond 1440 wordt het in leen gehouden door een Van Vanevelt, in welke familie het bleef tot 1560. Daarna kwam het in bezit van de familie Van Angeren. Of het toen al een versterkt huis was en hoe het goed er uit heeft gezien is niet bekend, maar er was in de overdrachtsbeschikking wel sprake van een zogenaamde spieker (spijker). Een tegeltableau geeft een fantasieafbeelding van de 'Vanenburcht anno 1585'. In het midden van de zeventiende eeuw verkochten de laatste Van Angerens de Vanenburg aan Peter van Appeltern. Na diens overlijden kwam het via een veiling aan Hendrik van Essen, landdrost van Veluwe. Deze liet in 1664 ten oosten van de oude Vanenbug een nieuw huis bouwen. Het oude zal zijn afgebroken en de resten zijn geheel verdwenen. Het is zelfs niet meer bekend waar het precies heeft gestaan.
Dit verhaal is onderdeel van de canon van Putten. Het volgende venster is hier te vinden.