Nergens in Nederland stonden rond 1900 zoveel kloosters als in Nijmegen. De stad werd daarom ook wel 'Monnikendam aan de Waal' genoemd. Samen met de torenspitsen van de ruim dertig katholieke kerken bepaalden de kloosters het stadsbeeld.
Mede dankzij de kloosters werd Nijmegen aan het begin van de twintigste eeuw beroemd als onderwijsstad. Zo was het in 1900 door jezuïeten aan de Berg en Dalseweg gevestigde Canisius College in het hele land bekend. Andere kloosterordes stichtten het Dominicus College en het seminarie (school die hoort bij een klooster) Nebo. Katholieke meisjes konden naar het Pensionaat Mariënbosch, het Lyceum Mater Dei of het Pensionaat Notre Dame des Anges in Beek-Ubbergen.
De opening van de Katholieke Universiteit in 1923 zorgde voor de komst van ongeveer dertig studiehuizen en kloosters. Hier woonden geestelijken die dichtbij de universiteit wilden zijn om te studeren of les te geven. Meteen in 1923 werd het eerste studiehuis neergezet: het Bisschop Hamerhuis. Tot de bekendste studiehuizen horen verder het Berchmanianum aan de Houtlaan en het Albertinum aan de Heyendaalseweg.