Al vroeg hebben de hertogen van Gelre door dat op allerlei zaken belasting geheven kan worden. Voor oorlogsvoering, onder andere met de bisschop van ‘t Sticht (nu de provincie Utrecht), is veel geld nodig. Molens zijn een nieuw verschijnsel in het Nederlandse landschap. De hertog besluit het ‘recht op de wind’ te gaan verlenen, met als praktisch gevolg dat mulders (molenaars) belasting moeten betalen voor het laten draaien van hun molen op windkracht. Zo krijgt de mulder van de Oostermolen, de oudste molen van Nijkerk, in 1357 dit ‘recht op de wind’ van hertog Reinoud III.
De Oostermolen staat tot 2008 op het Molenplein. Deze windmolen wordt gebruikt als korenmolen: hij doet eeuwenlang dienst bij het vermalen van graan tot meel. De in 1357 gebouwde houten standerdmolen wordt in 1842 vervangen door een achtkantige stenen stellingmolen. In 1920 brandt de houten bovenbouw af; de stenen onderbouw wordt daarna enkele meters opgemetseld, de molen wordt omgebouwd tot machinale maalderij en voorzien van een puntdak. Tot kort na de Tweede Wereldoorlog wordt er nog graan vermalen tot meel; daarna wordt de romp van de molen gebruikt als kantoor-en opslagruimte, en vanaf 1972 als winkelruimte. In de jaren ’90 wordt de Oostermolen een gemeentelijk monument. Ondanks deze monumentenstatus en felle protesten uit de samenleving wordt de Oostermolen in 2008 gesloopt. Het nieuwe Molenplein mist de molen, maar krijgt in 2015 wel een beeld (gemaakt door Alice Helenklaken) dat aan de Oostermolen herinnert: een vrouwenfiguur met achtkantige rok (verwijzend naar de romp), armen als wieken en een jakje en muts uit de Nijkerkse klederdracht.
Leestips:
Museum Nijkerk, CC-BY-NC