Oorlogsmonumenten en herinneringscultuur in Gelderland

Veel oorlogsmonumenten in Gelderland zijn beter te begrijpen in de context van de Nederlandse herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog. Susan Scherpenisse onderzoekt in deze longread de overeenkomsten en meest markante verschillen.

Inleiding

Vrijdag 26 januari 2018 werd in Herinneringskamp Westerbork een tentoonstelling geopend waarin een met de hand geschreven namenwand met 102.000 slachtoffers te zien is. Door de namenwand krijgen vele Holocaust-slachtoffers een gezicht en verhaal.(1) Deze aandacht voor slachtoffers van de Jodenvervolging staat haaks op recente ontwikkelingen in Polen. Op 1 februari werd daar namelijk een wet aangenomen waarmee de regering boetes en celstraffen kan uitdelen aan mensen die  het Poolse volk beschuldigen van medeplichtigheid aan de Holocaust.(2)

Deze twee gebeurtenissen tonen aan dat er in Europa zeer verschillend wordt teruggekeken op de Tweede Wereldoorlog.(3) In hedendaags Nederland heerst een andere herinneringscultuur dan in Polen. Deze verschillen kunnen mede verklaard worden door de politieke situatie en de mate van antisemitisme in beide landen nu. Het is echter niet zo dat Nederland altijd op dezelfde manier de oorlog herinnerd heeft. In 1945 was er bijvoorbeeld nauwelijks aandacht voor slachtoffers van de Jodenvervolging. Deze longread geeft een inkijkje in de manier waarop de Nederlandse herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog van 1945 tot nu is veranderd en hoe Gelderse monumenten zich tot deze ontwikkelingen verhouden. 

Monumenten vormen, samen met bijvoorbeeld films en literatuur, onderdeel van het begrip ‘herinneringscultuur’, oftewel: manieren waarop het verleden betekenis krijgt. Het is belangrijk te beseffen dat deze betekenisgeving monumenten als het ware ‘producten’ maakt  van maatschappelijke en politieke waarden van de tijd waarin ze zijn onthuld of aangepast. Ook veel Gelderse oorlogsmonumenten kunnen beter begrepen worden wanneer we ze toetsen aan de hand van verschuivingen in de nationale herinneringscultuur. Toch brengt de specifieke aandacht voor monumenten (andere uitingen van herinneringscultuur zoals films en literatuur worden in deze longread buiten beschouwing gelaten) én Gelderland ook lokale verschillen aan het licht in vergelijking met ontwikkelingen in de nationale herdenkingscultuur. In het eerste gedeelte van deze longread zal de nationale herinneringscultuur centraal staan. Het tweede gedeelte zoomt in op Gelderse oorlogsgedenktekens.

1. Ontwikkelingen in de Nederlandse herinneringscultuur

In de literatuur over herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog in Nederland komen verschillende tijdsindelingen naar voren.  Om een beter beeld te krijgen van de ontwikkelingen die door de tijd heen plaatsvonden, worden drie periodes kort toegelicht: 1945 tot midden jaren zestig, midden jaren zestig tot en met de jaren tachtig en de periode daarna tot nu. Onder historici bestaat discussie over deze periodisering. De algemene ontwikkelingen die hier worden geschetst, zijn echter wel algemeen erkend.(4)

Patriottisme en actieve oorlogsslachtoffers

De eerste naoorlogse periode van 1945 tot midden jaren zestig kenmerkte zich door een patriottistische herinneringscultuur waarin voornamelijk (verzets)helden en (geallieerde) militairen, die omgekomen waren in de oorlog, werden herdacht. Direct na de oorlog was er kort veel aandacht voor bijvoorbeeld slachtoffers die teruggekeerd waren uit concentratiekampen, maar al snel verdwenen zij naar de achtergrond. De nadruk kwam te liggen op actieve slachtoffers: militairen en verzetsmensen. Met name verzetsslachtoffers werden vaak als martelaren voor het vaderland gerepresenteerd.  

In deze periode maakten oorlogsherinneringen deel uit van de traditionele Nederlandse politieke en religieuze cultuur. De overheid propageerde ‘nationale’ oorlogsherinneringen die het land bij elkaar zouden brengen in plaats van verdelen. Het land moest gezamenlijk worden opgebouwd. Continuïteit en stabiliteit waren hierbij belangrijk. In vergelijking met Frankrijk en België kregen vereniging van oud-verzetsmensen in Nederland minder inspraak. Ook werd het verzet minder individueel herdacht. De Nederlandse nationale herinnering was soberder en zoveel mogelijk anoniem.  

Toch was niet iedereen opgenomen in deze anonieme ‘nationale’ herinnering. De Koude Oorlog leidde er bijvoorbeeld toe dat communistische kringen geen plaats kregen in deze nationale herinneringscultuur. Ook verschillende passieve slachtoffergroepen zoals Joden, Roma, Sinti en andere burgerslachtoffers kregen weinig aandacht in deze naoorlogse periode. Zij hielden zich veelal stil en de maatschappij schonk geen aandacht aan de trauma’s die zij hadden opgelopen.(5)

Pluralisme en passieve oorlogsslachtoffers

Vanaf de jaren zestig kantelde deze benadering van de oorlog en ontstond er langzaam een meer pluralistisch beeld van de Tweede Wereldoorlog. Verschillende passieve  burgerslachtoffers werden bijvoorbeeld onderdeel van de nationale herinneringscultuur. Deze ontwikkeling hing sterk samen met rechtszaken en de verschuiving van maatschappelijke en politieke waarden, zowel nationaal als internationaal.  

Internationaal creëerde bijvoorbeeld het proces tegen Adolf Eichmann, een SS-functionaris die één van de hoofdverantwoordelijken was van de Holocaust, meer kennis over en maatschappelijke aandacht voor de Jodenvervolging. Ook in de Nederlandse samenleving nam de aandacht voor de oorlogsgeschiedenis toe in vergelijking met de jaren vijftig. Dit kwam onder andere door de tv-serie De Bezetting. Met deze serie wilde de historicus Lou de Jong ook de jongere generaties kennis geven over de oorlog. Vanuit juridisch en politiek perspectief zorgde de discussie over mogelijke vrijlating van drie Duitse oorlogsmisdadigers die opgesloten zaten in een gevangenis in Breda (‘de drie van Breda’) voor felle protesten van onder meer Joden en voormalige verzetsmensen. ‘De drie’ werden uiteindelijk niet vrijgelaten. De zaak zorgde er bovendien voor dat deze slachtoffergroepen werden verenigd en opkwamen voor erkenning van hun (traumatische) oorlogservaringen.  

Mede door ontwikkelingen in de psychiatrie verschoof het accent in oorlogsherinneringen van heldendom en martelaarschap naar slachtofferschap. Gevolgd door de toenemende aandacht voor de Holocaust streden vanaf de jaren tachtig ook steeds meer mensen voor erkenning van andere ‘nieuwe’ slachtoffergroepen, zoals slachtoffers uit Nederlands-Indië, dwangarbeiders, communisten, burgerslachtoffers van bijvoorbeeld bombardementen en geestelijk en lichamelijk gehandicapten. Dit mocht ‘nooit meer’ gebeuren.(6)

Universele waarden en lokale herinneringen

Terwijl de herinnering aan de oorlog vanaf de jaren zestig steeds meer divers werd en oorlogsslachtoffers centraal bleven staan, traden er vanaf de jaren negentig ook nieuwe veranderingen op in de Nederlandse herinneringscultuur. In de jaren tachtig werd nog wel eens gevreesd dat met het vergrijzen van de oorlogsgeneratie de herinnering aan de oorlog  snel zou uitsterven. Het tegenovergestelde bleek echter het geval. De vijftigjarige herdenkingen van operatie Market Garden in 1994 en de bevrijding in 1995 kregen veel aandacht. Tot vandaag de dag neemt de interesse in de oorlogsgeschiedenis en herdenkingen vaker toe dan af. Veel initiatieven tot herdenken en nieuwe monumenten komen op lokaal niveau van de grond. Deze ‘lokale’ herinnering is tastbaar en verschaft (politieke) identiteit in een snel veranderende samenleving.  

In deze periode leidden, internationaal  gezien, de val van de muur (1989) en het einde van de Sovjet Unie (1991) ook tot veranderingen in herinneringsculturen. Zo ook in Nederland. Met de Europeanisering en globalisering  brokkelde het ‘nationale’ verhaal verder af en werd de oorlog steeds vaker ingezet voor de verspreiding van ‘abstracte’ universele boodschappen, zoals respect voor mensenrechten, vrijheid en vrede. Deze herinneringscultuur zijn ook vaak terug te vinden in lokale Tweede Wereldoorlog-herinneringen.(7)

2. Gelderse oorlogsmonumenten 

De geschetste nationale ontwikkelingen in de herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog zijn vaak te koppelen aan monumenten in Gelderland. De kaartlaag Oorlogsmonumenten op de historische waardenkaart vormt een goed uitgangspunt om deze ontwikkelingen concreter te maken en op meer lokaal niveau te onderzoeken. De indeling van dit tweede deel van de longread is niet (zoals het vorige deel) chronologisch, maar thematisch; gebaseerd op de categorieën die gebruikt zijn in de waardenkaart. Eerst zullen verzetsmonumenten en militaire monumenten besproken worden, gevolgd door monumenten voor burgerslachtoffers. Tot slot zal ingegaan worden op monumenten die niet per se voor oorlogsslachtoffers zijn opgericht, maar herinneren aan daden en algemenere thema’s zoals bevrijding, vrede en vrijheid

Verzet en militairen: actieve oorlogsslachtoffers

Ook in Gelderland herinneren veel monumenten die zijn onthuld tijdens de oorlog of in de eerste decennia erna aan militairen en verzetsmensen.  Het oorlogsmonument in Deest (1941), het oorlogsmonument in Brummen (1950), het Monument voor het 44e Regiment Infanterie te Ochten (1952) en het oorlogsmonument in Doesburg (1968)  illustreren dit. De herdachte Nederlandse militairen zijn meestal in de meidagen van 1940 omgekomen en de herdachte verzetsstrijders zijn vaak gefusilleerd. 

Het is tekenend dat van alle 155 Gelderse monumenten die (onder meer) herinneren aan verzetsstrijders en/of verzetsdaden, ongeveer de helft is opgericht in de eerste tien jaar na de oorlog. Toch zijn er ook binnen Gelderland zeer verschillende ontwikkelingen te ontdekken in de herinnering aan verzet. Bovendien werden verzetshelden op ‘vroege’ monumenten lang niet altijd anoniem geëerd, zoals geschetst in het overzicht van de nationale herinneringscultuur. In Nijmegen zijn bijvoorbeeld veel individuele verzetsmensen herdacht. In het eerste decennia na de oorlog werden er maarliefst drie monumenten  opgericht voor de verzetsman Jan van Hoof en vanaf de jaren zestig kreeg de katholieke verzetsman Titus Brandsma twee monumenten . In 1955 werd in Winterswijk een monument  opgericht voor de verzetsvrouw ‘Tante Riek’. Door de context van de Koude Oorlog heeft hier niet altijd een herdenking plaatsgevonden; men had liever geen ‘communistische herdenking’.(8)

Ondanks het feit dat passieve oorlogsslachtoffers (verschillende groepen burgerslachtoffers die geen militair waren of niet actief in het verzet) vanaf de jaren tachtig belangrijker geworden zijn in de herinneringscultuur, worden er nog steeds nieuwe Gelderse monumenten opgericht voor het verzet. In 1995 richtte de Stichting Verzetshelden Waalcommando in Zennewijnen bijvoorbeeld een monument  op voor de verzetsman Leendert Papo. Ook Apeldoorn kent veel verzetsmonumenten die herinneren aan individuele slachtoffers. In 2010 werd bijvoorbeeld het Herdenkingsmonument  verzetsstrijders onthuld. Op de herdenkingsstenen waaruit het monument bestaat staan zowel namen van verzetsmensen die tijdens de oorlog omkwamen (en vaak al op ‘vroegere’ monumenten genoemd zijn) als verzetsmensen die na de oorlog stierven. In Arnhem zijn verzetsmensen veel minder individueel en prominent herdacht. Pas in 2005 kwam er een monument  dat exclusief herinnerde aan het Arnhemse verzet.  

Dat het verzet in Arnhem nauwelijks is herinnerd, valt te verklaren door de grote impact die de Slag om Arnhem in september 1944 heeft gehad. De operatie Market Garden, waar de Slag om Arnhem onderdeel van uitmaakte, de nasleep daarvan en de hevige bevrijdingsgevechten in de provincie hebben ertoe geleid dat er veel monumenten zijn die herinneren aan geallieerde militaire slachtoffers en gebeurtenissen. Maarliefst 432 monumenten uit de Waardenkaart vallen in de categorie ‘Militairmonument’ (Dit betreft de helft van alle geïnventariseerde Gelderse oorlogsmonumenten!). Van deze ruim vierhonderd militaire monumenten herinneren rond de driehonderd monumenten (onder meer) aan Amerikaanse, Britse en Canadese strijdkrachten.(9) Minstens 75 Gelderse monumenten hebben betrekking op operatie Market Garden.  

Kijkend naar militaire monumenten in de provincie valt naast de grote aandacht voor Market Garden op dat er meer dan veertig Gelderse monumenten zijn die herinneren aan neergestorte vliegeniers. Deze vliegeniersmonumenten zijn vaak belangrijk in lokale herinneringsculturen. Recentelijk werden er bijvoorbeeld in de gemeente Epe vijf vliegeniersmonumenten opgericht mede door de stichting Broken Wings. Veel neergestorte piloten liggen ook begraven op Nederlandse begraafplaatsen. Van de driehonderd geallieerde monumenten zijn er bijna negentig begraafplaatsen waar uniforme oorlogsgraven van het Gemenebest te vinden zijn.(10) Deze oorlogsgraven zijn tussen 1945 en 1955 geplaatst.  

Op veel begraafplaatsen waar oorlogsgraven van het Gemenebest en andere geallieerde militairen liggen, vinden nog steeds jaarlijkse herdenkingen plaats; bijvoorbeeld op 17 september in Oosterbeek en 4 mei in Tolkamer. Bij deze en andere herdenkingen spelen vriendschapsbanden tussen de lokale bevolking en de geallieerde veteranen en hun families een centrale rol. De ‘Poolse herdenkingen’ in Driel nemen een bijzondere plaats in, omdat zij zich lange tijd afspeelden binnen de context van de Koude Oorlog waarin Polen een communistisch land was geworden. Tijdens herdenkingen werden er vaak verbindingen gelegd tussen de vrijheidsstrijd van de Slag om Arnhem en de staat van onvrijheid waarin Polen zich bevond (al sinds het begin van de Tweede Wereldoorlog). Ook lag de aanwezigheid van communistische officiële Poolse vertegenwoordigers gevoelig en domineerden de ‘Britse’ Polen zoals Sosabowski lange tijd de herdenkingen.(11)

Verschillende monumenten voor passieve burgerslachtoffers

In de eerste decennia na de oorlog werden in veel plaatsten, naast specifieke monumenten voor militairen en gefusilleerde (verzets)mensen, algemene monumenten opgericht om de oorlogsslachtoffers uit de plaats te gedenken; soms met en soms zonder namen. Veel oorlogsdoden, en met name burgers, werden dus anoniem herdacht. Vanaf de jaren zestig kwam er in de nationale herinneringscultuur steeds meer aandacht voor verschillende groepen burgerslachtoffers. Deze ontwikkeling bracht een verschuiving teweeg van ‘anoniem’ herinneren van oorlogsslachtoffers naar het noemen van namen. Diverse Gelderse oorlogsmonumenten illustreren deze ontwikkeling.  

Het algemeen oorlogsmonument ‘Vrede-Vrijheid-Recht’ in Lichtenvoorde, opgericht in 1948,  is een goed voorbeeld van hoe een ‘anoniem’ monument in een ‘persoonlijk’ monument veranderde. Het monument uit 1948 bestond uit een beeld van een staande mannenfiguur met aan zijn voeten een draak. Het gedenkteken symboliseerde de christelijke legende van Joris en de Draak, een verhaal over goed en kwaad dat op meerdere vroege oorlogsmonumenten tot uitdrukking komt. Hoewel uit archiefmateriaal blijkt dat het monument oorspronkelijk werd opgericht voor omgekomen “soldaten in mei 1940, gefusilleerden en zij die omkwamen in concentratiekampen”(12) (drie groepen die kort na de oorlog ook op nationaal niveau vaak herdacht werden) stond dit niet vermeld op het monument. Het was dus een anoniem oorlogsmonument waarin ‘eenheid’ centraal stond. Pas later zijn er verschillende plaquettes aan het monument toegevoegd met daarop namen van veel meer verschillende ‘soorten’ oorlogsslachtoffers,bijvoorbeeld mensen die omkwamen bij bombardementen of in een Japans interneringskamp. Oftewel, vandaag de dag wordt een veel breder scala aan passieve oorlogsslachtoffers (geen militairen of verzetsmensen) op een persoonlijkere manier herdacht in vergelijking met 1948.  

Toch is het niet zo dat op vroege gedenktekens in Gelderland geen passieve slachtoffers werden herdacht. De manier waarop verschilt echter met de monumenten die vanaf de jaren tachtig en negentig zijn opgericht. Vanaf de jaren tachtig werden er exclusieve monumenten opgericht voor verschillende groepen passieve burgerslachtoffers zoals slachtoffers van de Holocaust, dwangarbeid en bombardementen. In de eerste jaren na de oorlog waren er wel plaatsen waar deze groepen burgerslachtoffers werden herdacht, maar veel van deze gedenktekens stonden op ‘privéterrein’, waren een (vaak onzichtbaar) onderdeel van algemene oorlogsmonumenten of waren monumenten in de vorm van oorlogsgraven of NS-plaquettes.

Twee monumenten in Ellecom illustreren deze ontwikkeling voor gedenktekens waarop Joodse slachtoffers worden genoemd. In 1946 werd er op de Bijzondere Begraafplaats een grafmonument  opgericht dat herinnerde aan drie Joodse mannen die tijdens tewerkstelling op het landgoed Avegoor zijn omgekomen. In 1995, toen voor veel slachtoffers van de Jodenvervolging (vaak bij synagogen) exclusieve monumenten werden opgericht in de provincie, werd er ook een nieuw monument  opgericht voor dezelfde drie Joodse mannen. Het Joods monument te Ellecom bevindt zich op een meer publiekelijk zichtbare plaats dan het oudere grafmonument.  
 Een gelijksoortige ontwikkeling valt te ontdekken voor slachtoffers van het bombardement op Nijmegen van 22 februari 1944. Als we zoeken op dat trefwoord blijkt dat er 23 monumenten in Gelderland zijn die herinneren aan slachtoffers van dit Amerikaanse bombardement. Bijna alle monumenten voor deze slachtoffers die in de jaren veertig zijn opgericht, waren grafmonumenten, monumenten die zich bevinden op privéterrein of NS-plaquettes (die overigens niet vermelden hoe personeelsleden zijn omgekomen zijn. Maar liefst tien monumenten voor deze burgerslachtoffers zijn opgericht na het jaar 2000, toen er steeds meer maatschappelijke aandacht kwam voor burgerslachtoffers. Deze aandacht is ook waar te nemen in jaarlijkse herdenkingen die nu plaatsvinden bij een aantal recenter opgerichte monumenten.  

Dwangarbeiders vormen een ander voorbeeld van een groep burgerslachtoffers die pas later erkenning kreeg als oorlogsslachtoffers en dus pas later exclusiever werd herdacht op gedenktekens. In de Waardenkaart zijn vier monumenten uit de jaren veertig te vinden waarop dwangarbeiders worden genoemd. Het gaat om twee NS-plaquettes (Dieren en Apeldoorn ), het plaatselijke algemene oorlogsmonument Vrede-Vrijheid-Recht  in Lichtenvoorde (waar zoals we net zagen in 1948 nog geen expliciete aandacht was voor dwangarbeiders) en een plaquette voor oud-leerlingen in Aalten . Eind jaren tachtig zijn er twee monumenten opgericht die herinneren aan dwangarbeiders in Nederlands-Indië, maar de meerderheid (acht monumenten) is net zoals bij de slachtoffers van het bombardement in Nijmegen opgericht na 2000. Bijzonder is bijvoorbeeld het monument De Dwangarbeider  in Apeldoorn. Sinds 2004 herdenkt de Stichting Dwangarbeiders Apeldoorn de razzia die plaatsvond op 2 december 1944 in Apeldoorn. Na de razzia werden rond de achthonderd opgepakte mannen naar een werkkamp in deze Duitse gemeente afgevoerd. Bij de jaarlijkse herdenking is ook de Duitse gemeente Rees betrokken.

Tot slot werden ook oorlogsslachtoffers uit Nederlands-Indië pas later erkend. Vanaf de jaren zeventig kregen zij langzaam een eigen plaats in de Nederlandse herinneringscultuur. In Gelderland werden met name in de jaren negentig op het Landgoed Bronbeek te Arnhem, maar ook op bijvoorbeeld het Ereveld in Loenen en in Wageningen monumenten die herinneren aan (slachtoffers van) de Japanse bezetting in Nederlands-Indië opgericht.

De categorie ‘Nederlands-Indië’ heeft geen betrekking op Nederlandse militairen die omkwamen bij de dekolonisatieoorlog in Nederlands-Indië waaronder de politionele acties in 1947 en 1949. Toch zijn er ook in Gelderland veel Tweede Wereldoorlog-monumenten waarop ook deze oorlogsslachtoffers herdacht worden. Deze combinatie kan verklaard worden door de focus op actieve oorlogsslachtoffers in de eerste decennia na de oorlog en door de verbreding van de herinneringscultuur.(13) Het Gideon-monument in Zutphen herinnerde bijvoorbeeld oorspronkelijk aan stadsgenoten die in de periode 1940-1945 om het leven waren gekomen. Vanaf 2005 werden er plaquettes toegevoegd aan het monument waarop onder meer slachtoffers van een geallieerd bombardement op 14 oktober 1944, Joodse stadsgenoten, Canadese soldaten die omkwamen bij de bevrijding en ook Zutphense militairen die omkwamen bij de dekolonisatie van Nederlands Indië werden herdacht.

Voorbij oorlogsslachtoffers: Bevrijdings-, Erkentelijkheids- en Verwoestingsmonumenten

Veel besproken Gelderse monumenten herinneren aan oorlogsslachtoffers. Toch zijn er in de provincie ook rond de tweehonderd monument die niet per se slachtoffers herdenken, maar herinneren aan gebeurtenissen, zoals daden van burgers/militairen, en algemenere thema’s, zoals bevrijding, vrede en vrijheid. Monumenten die in de Waardenkaart voorkomen onder de categorie ‘Erkentelijkheidsmonumenten’ vallen hieronder. Kort na de oorlog boden bijvoorbeeld evacués en onderduikers als dank een monument aan aan degenen die hen tijdens de oorlog geholpen hadden. In Aalten, Beusichem, Lent, Nijmegen en Varsseveld zijn dit soort monumenten te vinden. Protestanten en katholieken hadden vaak een belangrijke rol gespeeld in deze opvang. In Nijmegen en Aalten werd hen als dank een herdenkingsraam geschonken. Pas vanaf de jaren negentig werden oorlogsmonumenten opgericht voor evacués als oorlogsslachtoffers. Het Exoduscomité, dat opereert in de regio Arnhem-Nijmegen, zet zich hier nog steeds voor in. Ook in de afgelopen decennia zijn er nog monumenten uit dank voor hulp tijdens de oorlog opgericht. Deze monumenten, bijvoorbeeld te vinden in Oosterbeek en Groesbeek, uitten nu vaker wederzijdse dankbaarheid tussen de lokale bevolking en geallieerde militairen.

Ook uit de categorieën ‘Bevrijdingsmonumenten’ en ‘Verwoestingsmonumenten’ blijkt dat de meeste oorlogsmonumenten ofwel in het eerste decennium na de oorlog ofwel vanaf de jaren negentig zijn opgericht. Dit duidt erop dat maatschappelijke interesse voor de Tweede Wereldoorlog ook in Gelderland het grootst was direct na de oorlog en weer opleefde vanaf de jaren negentig. In 1995 werden er in Gelderland maar liefst negentien monumenten opgericht die herinneren aan de lokale bevrijding. Een groot aantal daarvan werd opgericht in plaatsen in de gemeente Ede. Om de dorpen in deze gemeente met elkaar te verbinden, bood de gemeente in dat jaar aan iedere plaats een vrijwel identieke gedenksteen aan die herinnerde aan de bevrijding van de plaats in 1945. 

Tot slot laten monumenten die opgericht zijn vanaf de jaren negentig ook een verschuiving zien waarin de oorlogsherinnering samenvalt met universele waarden zoals respect voor mensenrechten, vrede en vrijheid. Het monument ‘Gedenken en niet vergeten’ te Oosterhout, dat onthuld werd in 1998, illustreert deze ontwikkeling. Het monument herinnert namelijk niet alleen aan de periode 1940-1945, maar is ook een algemeen gedenkteken tegen geweld. Het V-teken, symbool voor vrede en vrijheid, speelt tevens een belangrijke rol in het monument. Ook het Vredesmonument in Wijchen, het monument voor Vrede en Gerechtigheid in Epe, het Kindermonument in Oosterbeek, de Van Wou-klok in Doetinchem en de Vleugel in Elst  zijn voorbeelden van monumenten die niet alleen aan de Tweede Wereldoorlog herinneren, maar ook aan universele en abstracte thema’s. 

Conclusie

Deze longread heeft laten zien dat veel oorlogsmonumenten in Gelderland beter te begrijpen zijn in de context van de Nederlandse herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog. Direct na de oorlog was er relatief veel (individuele) aandacht voor omgekomen verzetsmensen en militairen in vergelijking met verschillende groepen burgerslachtoffers. Burgerslachtoffers werden pas vanaf de jaren tachtig en negentig, toen de herinneringscultuur meer divers werd, herdacht op publieke monumenten. Ook werd de oorlog vanaf de jaren negentig herdacht in de retoriek van algemenere thema’s zoals vrede en vrijheid. Toch laten de Gelderse oorlogsmonumenten ook tendensen zien die niet direct overeenkomen met de nationale herinneringscultuur. Niet-dominante herinneringen, bijvoorbeeld aan omgekomen Joodse slachtoffers of slachtoffers van bombardementen, waren wel degelijk aanwezig in de jaren veertig: onder meer in de vorm van gedenktekens op begraafplaatsen. Ook werden evacuaties en onderduikervaringen direct na de oorlog op verschillende plaatsen herdacht. Hierbij ging het echter niet om de evacués of onderduikers zelf, maar om uitingen van dankbaarheid voor degenen die hen geholpen hadden. Verzetsmonumenten in de provincie getuigen van grote lokale verschillen tussen verzetsherinneringen. In tegenstelling tot de veelal anonieme nationale herinneringscultuur, zijn in verschillende Gelderse plaatsen juist wel individuele verzetsmensen geëerd in de eerste decennia na de oorlog. Tot slot onderscheidt het grote aantal monumenten dat herinnert aan geallieerde militairen Gelderland mogelijk het beste van alle andere provincies. 

Dit artikel is geschreven door Susan Scherpenisse in opdracht van stichting WO2GLD in het kader van een onderzoek naar oorlogsmonumenten in Gelderland.

Bronnen:

  1. https://www.volkskrant.nl/binnenland/monnikenwerk-zit-erop-alle-slachtoffers-westerbork-nuhandgeschreven-op-29-megaposters~a4561777/
  2. https://www.trouw.nl/home/polen-tart-israel-met-holocaustwet-~a3982632/
  3. Zie bijvoorbeeld Tony Judt, Postwas: A History of Europe since 1945 (New York, 2005), 803-831 (‘An Essay on Modern European Memory’) voor een overzicht over verschillende manieren van omgaan met de Tweede Wereldoorlog in Europa.
  4. Zie bijvoorbeeld Chris van der Heijden, Dat nooit meer. De nasleep van de Tweede Wereldoorlog in Nederland (Amsterdam, 2011), 705-710.
  5. Zie bijvoorbeeld: Jolande Withuis, Erkenning: van oorlogstrauma naar klaagcultuur (Amsterdam, 2002), 7-13; Pieter Lagrou, The Legacy of Nazi Occupation. Patriotic Memory and National Recovery in Western Europe, 1945-1965 (Cambridge, 2000), 15, 60-70, 292-306; Frank van Vree en Rob van der Laarse, De dynamiek van de herinnering. Nederland en de Tweede Wereldoorlog in een internationale context (Amsterdam, 2002), 7-28; Rob van Ginkel, Rondom de stilte. Herdenkingscultuur in Nederland (Amsterdam, 2011), 726-733; Iris van Ooijen en Ilse Raaijmakers, ‘Competitive or multidirectional memory? The interaction between postwar and postcolonial memory in the Netherlands’, in: Journal of Genocide Research 14:3-4- (2012), 463-467.
  6. Zie bijvoorbeeld: Van Ginkel, Rondom de stilte, 733-743; Van Vree en Van der Laarse, De dynamiek van de herinnering, 32-40; Chris van der Heijden, Grijs verleden. Nederland en de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam, 2001), 372-377; Jolande Withuis en Annet Mooij, ‘From Totalitarianism to Trauma. A paradigm change in the Netherlands’, in: Jolande Withuis en Annet Mooijd (eds.), The politics of war trauma. The aftermath of World War II in eleven European Countries (Amsterdam, 2010), 193-216; Withuis, Erkenning, 37-62.
  7. Madelon de Keizer en Marije Plomp, Een open zenuw. Hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren (Amsterdam, 2010), 11-24; Van Vree en Van der Laarse, De dynamiek van de herinnering, 38; Van Ginkel, Rondom de stilte, 739-740.
  8. Jolande Withuis, Na het kamp. Vriendschap en politieke strijd (Amsterdam, 2005), 416-417.
  9. Bijna negentig van deze monumenten zijn begraafplaatsen waar uniforme oorlogsgraven van het Gemenebest te vinden zijn.
  10. Onder het Gemenebest van Naties vallen onder andere Australische, Britse, Canadese en NieuwZeelandse militairen.
  11. J.O. van der Heijden, Don’t forget us; we shall not forget you: vijftig jaar herdenking Slag om Arnhem; een herdenking met betekenis (Arnhem, 1994), 55-56.
  12. Nationaal Archief, Den Haag, Afdeling Kunsten en taakvoorgangers van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen over de periode 1945-1965, nummer toegang 2.14.69, inventarisnummer 623.
  13. Iris van Ooijen en Ilse Raaijmakers, ‘Competitive or multidirectional memory? The interaction between postwar and postcolonial memory in the Netherlands’, in: Journal of Genocide Research 14:3-4- (2012), 463-467.

 


Rechten

Susan Scherpenisse, CC-BY-SA

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl