De bevrijding van Nederland op 5 mei 1945 vormde het startschot voor een enorme klus: de wederopbouw. Gelderland had als frontgebied veel verlies en schade geleden. In de eerste jaren na de oorlog was er aan alles gebrek. Gemeenschappen en gezinnen moesten overeind zien te krabbelen onder de last van vers oorlogsleed, grote armoede, woningnood en verwoesting.
De uitzending van 135.000 militairen van de Nederlandse krijgsmacht – waarvan 95.000 dienstplichtigen – naar Nederlands-Indië in de periode 1945-1949, betekende een aderlating voor dit thuisfront.
Kazernes werden weer in gebruik genomen, opleidingskampen werden opgebouwd en vrijwilligersbureaus ingericht. Een van deze bureaus bevond zich in de Jan van Schaffelaar kazerne in Ermelo. De kazerne werd vernoemd naar de ruiteraanvoerder Jan van Schaffelaar. Hij sprong in 1482 van de kerktoren in Barneveld om vrijgeleide voor zijn belegerde manschappen te verkrijgen. Ook hier bestond aanvankelijk een groot gebrek aan alles. De vrijwilligers kregen uit nood instructie met Duitse wapens en droegen afgedankte Engelse uniformen met herstelde kogelgaten.
Op 15 juni 1945 werd in Ermelo tenslotte officieel het eerste vrijwilligersbataljon boven de rivieren opgericht. Bataljon 1-8RI ‘de Haantjes’, bestond uit Veluwse leden van de Binnenlandse Strijdkrachten. Op 15 oktober 1945 vertrok de eerste lichting van het Veluwebataljon naar Indië onder het ideaal om daar orde en vrede te herstellen. Vanaf 1946 volgden uitzendingen van divisies dienstplichtigen.
Het vertrek van de jonge mannen maakte een diepe indruk op de vaak hechte dorpsgemeenschappen in Gelderland. Van sommige families gingen meerdere zoons naar Indië. Relaties, verlovingen en huwelijken werden abrupt onderbroken. Wachten werd gezien als de plicht van de vrouw, zoals de man de plicht had om naar Indië te gaan. Kostwinnaars en arbeiders verdwenen uit beeld en het nauwelijks herstelde sociale leven van het dorp kreeg een klap.
Veel dorpen waren dan ook in de ban van ‘hun jongens in Indië’. Er ontplooiden zich allerlei initiatieven om de militairen materiële en geestelijke steun te bieden. De belangrijkste organisatie hiervoor was Nationale Inspanning Welzijnsverzorging Indonesië (NIWIN) : een samenwerkingsverband waar onder andere het Katholiek Thuisfront en het Protestants Thuisfront toe behoorden. De plaatselijke comités hiervan stuurden kerstpakketten, boeken, tijdschriften, chocola en sigaretten op naar de uitgezonden militairen en organiseerden voetbalwedstrijden, filmavonden, cabaret- en muziekoptredens in hun dorp om geld in te zamelen.
Ook werden in veel Gelderse plaatsen speciale krantjes gedrukt voor hun plaatsgenoten in Indië, om hen op de hoogte te houden van het plaatselijke nieuws en de voortgang van de wederopbouw. Het thuisfront te Haalderen noemde hun contactblad 'Van Rimboe tot Rimboe', omdat de naoorlogse toestand in het thuisland ook sterk op een wildernis leek.
Om de geestelijke afstand tussen de militairen en het thuisfront zo veel mogelijk te verkleinen, werden er naast vele brieven ook grammofoonplaten opgestuurd met ingesproken boodschappen. Het is de vraag hoe ‘echt’ de inhoud van deze brieven en platen was. De militairen in Indië werden opgedragen niet te schrijven over de werkelijkheid van de oorlog, maar vooral over de mooie natuur en hun dankbaarheid voor de ontvangen presentjes.
Andersom schreef het thuisfront om diverse redenen ook weinig over hun eigen zorgen en leed. Vaak vonden vrouwen zelf dat ze minder recht van spreken hadden. Zij zaten immers ‘lekker thuis’, terwijl hun man een verre oorlog moest vechten. Maar ook de contactbladen hadden meestal een wat luchtige en stoere toon, in de trant van ‘hou je taai!’.
De oorlogsvrijwilligers keerden in 1947 als eerste terug naar Nederland. De andere lichtingen volgden vanaf 1948. De ontvangst in veel Gelderse dorpen was feestelijk; vaak kwam het hele dorp uitlopen om ‘hun jongens’ welkom te heten. De militairen kregen soms een fiets of een horloge cadeau, Het NIWIN organiseerde hiervoor een collecte. De burgermeester gaf een toespraak, de kerk hield een speciale dienst, de fanfare speelde en er werd een avond gefeest.
De militairen kregen zes weken verlof om weer te wennen aan het burgerleven. Daarna werden ze geacht de draad zelf weer op te pakken. De hoofdvloot-predikant J. H. Sillevis Smit sprak de typerende woorden: “Het zijn gewone Hollandse kerels, zonen van dat ras waar werken in het bloed zit. (…) Geef hun werk en huisvesting en ge zult geen kind meer aan ze hebben.”
De maatschappij van de jaren vijftig stond niet open voor de psychische gevolgen van oorlogsdeelname. Pas decennia later kwam hier aandacht voor. Tegenwoordig is het bekend dat veel Indiëveteranen psychisch leed ervaarden als gevolg van hun oorlogsdeelname. Ook zijn er verhalen bekend over de gevolgen voor het thuisfront. Deze speelden zich vaak achter gesloten deuren af. Huwelijken die op de klippen liepen, huiselijk geweld en echtgenotes die soms jarenlang noodgedwongen de rol van ‘onbetaald verpleegster’ vervulden.
Veel bleef echter verzwegen, of werd een taboe binnen het gezin. Zoals gemeenschap met Indonesische vrouwen en de buitenechtelijke kinderen die hieruit voortkwamen. Een veteraan uit een klein dorp op de Veluwe zei over zijn Indische vriendin: “Haar meenemen naar Nederland? Ondenkbaar. Een bruine vrouw, dat had nooit gekund in mijn dorp. Onmogelijk.”
De oorlogsdeelname van Gelderse vrijwilligers en dienstplichtigen liet ook haar sporen na in het landschap. Tegenwoordig hebben zeker vijftig plaatsen in Gelderland een gedenkteken dat herinnerd aan ‘hun jongens’ die sneuvelden in Indië. Van het Veluwebataljon stierven 26 militairen. Aan hen is een plaquette gewijd bij het Nationaal Indië-monument 1945-1962 te Roermond. De jaarlijkse herdenking bij het monument is sinds 2010 altijd op de eerste zaterdag van september.
Het Gemeentearchief Barneveld is het openbare geheugen van de gemeente Barneveld. De collectie bestaat uit overheidsarchieven, particuliere archieven, foto’s, prenten, kaarten en boeken. En dus ook archiefstukken die het verhaal van de Indiëgangers vertellen.
Bronnen en verder lezen:
Dit verhaal werd geschreven door Laura de Jong als aanhaakverhaal van Gemeentearchief Barneveld, in het kader van het Erfgoedfestival 2020.
Laura de Jong, CC-BY
Oost - West
1900-1950
Barneveld
Veluwe