Het maken van een klokbeker

Een reconstructie van een Veluwse klokbeker

Alle klokbekers zijn met de hand gevormd. De draaischijf is in die tijd nog onbekend op de Veluwe, want deze is pas met de komst van de Romeinen in ons land geïntroduceerd. De bekers werden gemaakt met de kleisoort die dichtbij de nederzetting gevonden werd.

De klokbekers, die in de grafheuvels op de Noord-Veluwe zijn aangetroffen, zijn naar alle waarschijnlijkheid gemaakt van een soort leemklei die gevonden werd voor de stuwwal op de Veluwe. Toen het ijs zich zo’n 150.000 jaar geleden terugtrok van de Veluwe bleef er leemklei achter in de bodem. De prehistorische mens gebruikte die leemklei om potten te maken en waarschijnlijk ook om de hutten te verstevigen.

Klei klaarmaken

Uit de grond geschepte klei is niet meteen gebruiksklaar. Ze moest tot een zodanige (kneedbare) substantie worden verwerkt, dat de pot tijdens het vormen niet inzakte, tijdens het drogen niet barste en tijdens het stoken niet kapot sprong. De klei waarmee de prehistorische pottenbakker zich moest behelpen was van zeer slechte samenstelling en was in pure vorm volstrekt onbruikbaar. Er was moeilijk een model in te kneden en bij het opdrogen traden spoedig diepe scheuren op. Om de kwaliteit te verbeteren moest er verschraling worden toegevoegd; de klei moest worden vermagerd, zoals hedendaagse pottenbakkers zeggen. De verschraling in de prehistorische potten bestond uit fijngemalen potgruis, zand, vermengd met gehakte plantenresten en schapen- of geitenmest. Met water werden al deze ingrediënten tot een plastische massa gekneed. Hierbij was het zaak niet te veel water te gebruiken, dan werd de klei te zwaar en kon je de pot niet goed opbouwen. Bij te weinig vocht was de klei niet plastisch genoeg en kon je er niet mee kneden.

Het vormen en versieren van de pot

De pot moest een zo dun mogelijke wand hebben, dan was de kans op barsten tijdens het droog- en stookproces het kleinst. Zodra de vorm van de beker gemaakt was en deze een klein beetje was ingedroogd, kon men gaan versieren. Met een stokje kerfde men evenwijdige horizontale lijnen in de potwand. De versieringen werden meestal aangebracht met een smal houtje of botje en konden bestaan uit: verticale en schuine streepjes, visgraatjes, zigzaglijntjes en in heel fraaie bekers zien we een ingenieus spel van ruitvormige lijnen (afb. 3). Als de versieringen waren aangebracht moest de klokbeker verder drogen.

Het stoken

Ook de laatste fase, het stoken, zat vol risico. We mogen aannemen, dat veel bekers tijdens het stookproces verloren zijn gegaan. Stoken kan pas plaats hebben als de potwand maximaal droog is.
Een prehistorische veldoven is vermoedelijk niet meer dan een kuil in het zand. De potten werden hier in gelegd, waarna de kuil gevuld werd met takken, hooi en ander brandbaar materiaal. De brand komt erin en dan is het hopen, dat de temperatuur in de kuil niet te snel oploopt. Voor de Veluwse klokbekers die relatief dun zijn, zal een baktemperatuur nodig zijn geweest van tussen de 600 en 800 graden C. Met droge takken, gedroogde bladeren en stro bij een lage luchtvochtigheid, kan een dergelijke temperatuur prima gehaald worden.

Niet waterdicht

Prehistorisch vaatwerk is niet waterdicht. Glazuur kende men nog niet en de temperatuur waarmee de potten en bekers gebakken werden waren te laag om ze zo hard te krijgen dat ze geen water meer doorlieten. De potten werden als ze klaar waren waarschijnlijk met een vet ingesmeerd, om ze zo goed en zo kwaad als dat ging waterdicht te krijgen.


Rechten

J.W. Tetterode Ravenstein

  • Archeologie

  • Industrie

  • -3000-500

  • Tot -3000

  • Veluwe

  • Ridders van Gelre

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl