Het drieluik van Jan Deys

Werkzaam in Culemborg

Alle verhalen op dit drieluik hebben als verbindend thema: wie vertrouwt op God, wordt niet in de steek gelaten. Daarnaast zijn alle afbeeldingen een vooraankondiging van het Sacrament (heilige/rituele handeling) tijdens het Laatste Avondmaal. De handeling is het delen van het brood (symbool voor het Lichaam van Christus) en het drinken van de wijn (symbool van het Bloed van Christus).

In het Nieuwe Testament staat dat Jezus de eucharistie ofwel het sacrament heeft ingesteld. Dat deed hij tijdens het joodse paasmaal dat Hij vierde op de avond voor zijn lijden en sterven. Het eerste joodse paasfeest staat beschreven in Exodus. Dit oudtestamentische boek beschrijft de verlossing van het volk Israël uit de Egyptische slavernij en het verbond dat God bij die gelegenheid met Israël sloot. In de eucharistie wordt gevierd dat Christus de uiteindelijke verlosser is en dat Hij met zijn bloed een nieuw verbond heeft bekrachtigd.

Schitterend en tastbaar bewijs

Een geboorte- en sterfjaar zijn niet van hem bekend; slechts weinig van zijn werken zijn overgeleverd. Toch weten we zeker dat hij rond de jaren 1557-1575 werkzaam was in Culemborg. Een schitterend en tastbaar bewijs daarvan staat in Museum Elisabeth Weeshuis: het drieluik met als centrale voorstelling het Laatste Avondmaal en de deurtjes van de bijbehorende predella*. Jan Deys Geritsz. schilderde dit altaarstuk in opdracht van de executeurs testamentair van vrouwe Elisabeth van Culemborg (1475-1555). In 1573 werd het in de herbouwde Sacraments- of Wezenkapel van de St. Barbarakerk geplaatst, waar Deys het speciaal voor schilderde. In 1566 waren deze kapel en een eerder altaarstuk van Deys uit 1557 verwoest tijdens de Beeldenstorm.

* Een predella is een voetstuk van een drieluik. De predella van het Culemborgse drieluik van Jan Deys was uitgevoerd als kast.

Een 'kleine' meester

Deys was een 'kleine' meester. Karel van Mander noemt hem niet in zijn Schilderboeck (1604). En met zijn prijzen zit hij aan de onderkant van de markt. Maar, getuige het imposante drieluik en de bijbehorende predelladeurtjes schroomde Deys niet te tonen waartoe een 'kleine' schilder in staat was. Met zijn schildertrant sluit hij aan bij de heersende stijl van het maniërisme (1525-1580). Sterke, heroïsch geproportioneerde lichamen, soms in ingewikkelde houdingen, hult hij in kleding in opvallende kleuren als oranje en roze. Kostbaar vaatwerk siert de voorstellingen. Deys lijkt vooral te zijn beïnvloed door schilders uit de Zuidelijke Nederlanden. Reisde hij naar Antwerpen en ontmoette hij daar collega's als Frans Floris (1519/20-1570) en Pieter Aertsen (1508/09-1575)? We weten het niet. Op een van de zijluiken bedient een jongeling met een toren van pasteien de edellieden. Hij kijkt ons recht aan. Opnieuw dringt zich een vraag op: betreft het hier een zelfportret van de zelfbewuste schilder?

Drieluik verplaatst

Uit 16e eeuwse contracten en bewaard gebleven werk is gebleken dat Deys minstens drie complete altaarstukken schilderde, waarvan er twee werden verwoest tijdens de Beeldenstorm. Waarschijnlijk is het altaarstuk met het Laatste Avondmaal uit 1573 na vijf jaar vanuit de St. Barbarakerk overgebracht naar het Elisabeth Weeshuis, waar het sindsdien hangt. De protestantse graaf Floris I van Pallandt van Culemborg dwong de katholieke St. Barbarakerk in 1578 van leer te veranderen en alle 'versierselen' uit de kerk te verwijderen.

Ander werk

In het Centraal Museum te Utrecht wordt een drieluik bewaard, waarvan Deys de zijluiken schilderde (ca. 1570) en in het Gelders Archief in Arnhem bevinden zich de contracten en twee ingekleurde tekeningen van de Kleine Lek uit 1575. De tekst beschrijft het land: hoe groot het is, de ligging, hoe het is afgebakend, en aan wie het toebehoorde. De regels 12-14 vertellen dat onder de beschreven zes akkers land vier stukken land liggen die 'Wylen Geryt / van Culenborch Hubertuszoon eertijds verkregen heeft van een die genaamd was Vlaenderen / streckende oic vanden Prijsschen wech tot inden Lecken alsboven'.

Een aan Deys toegeschreven ontwerptekening voor de buitenluiken van een drieluik bevindt zich in het Prentenkabinet van het Rijksmuseum. De voorstellingen van de tekening, de Mannaregen en Abraham en Melchizedek sluiten niet aan bij beschrijvingen van de drieluiken in de contracten, noch bij het drieluik met het Laatste Avondmaal of de Utrechtse zijluiken.

85 gulden

Deys nam dus uiteenlopende opdrachten aan: van geografische tekeningen tot monumentale drieluiken. Hij kreeg daarvoor in vergelijking met schilders uit steden als Utrecht en Haarlem relatief weinig betaald. Voor het drieluik en de predelladeurtjes uit 1573 ontving hij 85 gulden. De levertermijn was vastgesteld op 34 weken. Deys ging er dus vanuit dat hij zo'n acht maanden zou werken aan de vijf panelen met in totaal negen voorstellingen. Ter vergelijking: de priester van het weeshuis verdiende in die tijd per jaar 100 gulden. De opdracht werd aan Deys verstrekt in december 1570, maar de schilder leverde niet binnen acht maanden in augustus 1571. De voltooiing van het altaarstuk liet op zich wachten tot augustus 1573. Het is niet waarschijnlijk dat Deys veel meer tijd besteedde aan het drieluik dan hij had voorzien. Vermoedelijk nam hij nog andere opdrachten tussendoor aan. Overigens leverde Deys het altaarstuk wel af met een garantie op de kwaliteit en met de belofte eventuele gebreken '[...] tot mijnen cost te beteren oft te doen corrigeren ende beteren naer behoiren, [...]'.

Uniek

Talloze zullen er zijn gemaakt en opgeschreven; afspraken tussen opdrachtgevers en schilders. Maar weinig van de contracten zijn bewaard gebleven. Welgeteld twaalf Noord-Nederlandse contracten uit de periode 1500-1570 bevinden zich in de archieven. Vier daarvan hebben betrekking op drie altaarstukken van Jan Deys. De contracten verschaffen ons samen met de rekeningen inzicht in het hoe en het waarom van een opdracht. We zien hoe precies en vastberaden opdrachtgevers veelal te werk gingen. Wat de Culemborgse situatie uniek maakt, is dat Deys op 13 december 1570 een nieuwe opdracht werd verstrekt, nadat het eerdere drieluik voor de Sacramentskapel uit 1557 tijdens de beeldenstorm was vernietigd. Bovendien willen de opdrachtgevers, de uitvoerders van het testament van Elisabeth, dat het drieluik hetzelfde wordt dat het eerdere dat is verwoest. Alleen dan wel 'beter ende bequamer soe wel mogelic'.

Bronnen:

  • Een verdere toelichting op Jan Deys is te vinden in het artikel 'Het Culemborgse drieluik van Jan Deys' van Liesbeth M. Helmus in de Culemborgse Voetnoten 2008-38.
  • Dit artikel maakt deel uit van Liesbeth M. Helmus, Schilderen in opdracht. Noord-Nederlandse contracten voor altaarstukken 1485-1570, diss. Universiteit van Amsterdam 2009.


  • Kunst en cultuur

  • 1500-1600

  • Culemborg

  • Musea

  • Rivierengebied

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl