In het gebied van de oude Hof van Miste – naast Erve Wissink en dichtbij Huize Meenk – ligt boerderij het Elzen waar drie generaties Wikkerink wonen. De familie is honkvast: de genealogische lijn gaat hier terug naar 1650. Door introuwen veranderde de namen in de loop der tijden van Elsen, Te Boevelt en Hijink naar Wikkerink in 1854. Henk Wikkerink (56) heeft in navolging van zijn vader en grootvader een eigen gemengd bedrijf, maar wel op moderne leest geschoeid. Ik ken Henk als iemand die de economische ontwikkelingen volgt en in zijn directe omgeving de tekenen van de nieuwe tijd onderkent. Hij nodigt me nu al uit om over tien jaar hierover opnieuw met hem te praten.
“Toen ik nog heel jong was wist ik al dat ik boer wilde worden. Ik wist niet hoe of waar, maar dat feit stond voor mij vast. Ik heb een oudere broer Bernard, die mijn ouders vooral met melken hielp. De andere werkzaamheden deed ik. Dan heb ik nog broer Wim en broer Hans. We hadden vijfhonderd legkippen, een boel varkens en circa vijftien melkkoeien. Terugkijkend is het opmerkelijk dat mijn ouders in het begin van de jaren zestig aan de eieren meer verdienden dan aan de melk. Je kunt je dat nu echt niet meer voorstellen. In 1963 had vader al slachtkuikens. In 1966 is de stal gebouwd en vier jaar later de nieuwe varkensstal. Vooral had ik belangstelling voor varkens, kippen en schapen. Eind jaren zeventig kreeg mijn vader het aan z’n rug. Gelukkig is hij goed hersteld en kon hij daarna op het bedrijf prima samen verder met mijn moeder.
Een jaar lang was ik in Almelo intern bij de praktijkschool voor varkens en pluimvee. Alles wat ik daarvoor had geleerd was niks in vergelijking met wat ik daar opstak. Geleidelijk aan werd duidelijk dat ik mijn ouders zou opvolgen. Het bedrijf was in feite iets te klein voor ons drieën. In die tijd vergaderde ik veel, ik begon bij het Agrarisch Jongeren Contact in Winterswijk. Later volgden andere regionale en landelijke bestuursfuncties. Bijzonder actief was ik ook voor het project Waardevol Cultuurlandschap Winterswijk. Dat lukte allemaal naast het werk op het bedrijf. Veel later, in 2004, ben ik getrouwd met Victoria. We hebben een zoontje en ik ben fijn en rustig aan het werk als voedselproducent. Mijn familie lacht een beetje om dat woord, ze moeten eraan wennen. Maar het woord geeft precies weer zoals het is. Boer zijn is voor mij een machtig mooi beroep.
Vraag je me naar mijn visie over de toekomst van Winterswijk, dan kijk ik altijd naar het verleden en trek vervolgens een lijn door naar de toekomst. In 1995 kenden wij als landbouworganisatie de Winterswijkse boeren met naam en toenaam. Daarnaast waren de CBS-cijfers bij ons bekend. Op basis daarvan begonnen wij met het doorrekenen van de gemiddelde percentages naar 2005. Met de resultaten gingen we naar de gemeente en waarschuwden: Je hoeft over tien jaar niet op 511 bedrijven te rekenen. Nee, het gaat slechts om 204, dat is het beeld! In de tussentijd help je de bedrijven vooruit en houd je de ontwikkelingen goed in de gaten. Op de plekken die vrijkomen verwerkelijk je dan je plannen. Ga dus niet zeggen: ‘Die boer daar aan de Badweg moet weg want daar komt natuur’. Nee, de natuur komt op de plek waar vier boeren stoppen. Die denkwijze heb ik nu in 2015 nog steeds.
Alle plannen van de overheid stoppen de vooruitgang. Ik verbaas me ten zeerste over plannen en ideeën voor landgoederen op locaties waarvan ik zeg: ‘Daar wordt dat nooit wat’. Er rijden immers niet zo heel veel bussen naar Verweggistan. Erfopvolging vind ik persoonlijk belangrijk voor Winterswijk, dat geeft continuïteit. Daarnaast moeten de randvoorwaarden voor landbouw en natuur goed zijn in deze gemeente. Die zijn bepalend. Je kunt niet zeggen: nu doen we maar even niks meer want vanwege de crisis is er geen geld. En er dan maar van uitgaan dat de situatie over twee jaar nog precies zo is om weer verder te gaan. Zo zit de natuur namelijk niet in elkaar. Voor landbouw en natuur moet je de zaken structureel goed regelen. Ik noem een authentiek bedrijf in Ratum: een karakteristiek huis met originele erker, goed onderhouden en nog met een tuinprieel zoals dat 75 jaar geleden bij de wat ‘betere’ boerenhuizen bestond. Veel eigen grond, veel melkkoeien. Kijk, zo’n bedrijf zou meer kansen moeten krijgen. Daarvoor moet veel meer aandacht zijn.
Een nationaal landschap* in het algemeen (en dat geldt ook voor Nationaal Landschap Winterswijk) heeft in zich, dat aan de randen daarvan het economisch verkeer plaatsvindt. Want in zo’n nationaal landschap krijgen de campings – het zijn er nu negentien en ik zie ervan komen dat de helft stopt omdat ze niet mogen uitbreiden – en ook de boeren geen kansen. De toerist wil midden in het gebied zijn, die wil niet aan de rand zitten en eerst kilometers op de fiets jakkeren om dan pas al het moois te zien achterin Ratum, Kotten en het Woold. Maatwerk is belangrijk. Bied je geen maatwerk en beweeg je niet mee met ontwikkelingen, dan is dat de doodsteek voor dit gebied. Garandeer dus ook de leefbaarheid en geef economische impulsen in het gebied zelf. Het hoeft niet met geld. Maar doe in ieder geval iets aan de regelgeving!
Natuurlijk zullen er Scholte- en landgoederen verdwijnen. Dat kan niet anders. Dat gaat met de boerenbedrijven precies zo. Ik denk dat de helft verdwijnt. Als dat proces hier in Winterswijk niet sneller gaat dan de autonome ontwikkelingen in heel Nederland, dan vind ik dat niet verontrustend. Als er in heel Nederland de mogelijkheid is om te boeren of een landgoed te exploiteren, dan moet dat zeker in Winterswijk ook het geval zijn qua regelgeving.
De meest waardevolle projecten hier zijn afgekapt omdat er niet langer geld voor beschikbaar werd gesteld. Anderzijds zijn er tonnen gestopt in de restauratie van een driekaps olde schoppe met een nieuw vergadercentrum erin, waarvan ik zeg: en nu dan? Waarom is daar de economische toekomst niet gegarandeerd, ondanks een exploitant met kennis van zaken? Wordt dat op termijn een leegstaand landgoed naast de andere? Breng je het geld naar een gebouw, zorg er dan voor dat het gebouw duurzaam blijft en zijn waarde houdt. Bepalend is welke economische functie je eraan toevoegt.
Wij boeren zijn eraan gewend dat de overheid zich met je bemoeit en op je erf komt. Bij de meeste landgoedeigenaren en vooral bij de Scholten is dat heel anders. Zij doen op hun erf hun eigen ding, de overheid staat voor hen op afstand en moet zeker niet aan hun kop zeuren. Als veel landgoedeigenaren minder conservatief zouden zijn, zou er waarschijnlijk meer mogelijk zijn.
Ik geef graag het voorbeeld van Scholtegoed Meenk, hier schuin aan de overkant. Aimabele mensen. Generaties lang hebben ze het beste voorgehad met hun pachters. De landbouwgronden hebben hun waarde altijd behouden. Als buurt zeiden we vijf jaar geleden tegen elkaar: ‘Wat een ramp is dat grote huis. Waar gaat het naar toe? Dat wordt een tweede ruïne, zoals Hemmink.’ En kijk nu eens wat daar allemaal gebeurt! Over tien jaar kan dat een Scholtegoed zijn waar dagelijks vijf gezinnen hun inkomen verdienen.
De dochter keerde terug met haar Schotse echtgenoot en drie kinderen. Ze nodigden de naobers uit om een avond te komen praten, alles mocht gezegd worden en we werden verzocht zoveel mogelijk met ideeën te komen. Vervolgens gingen ze aan de gang. Eerst liet hij een plan maken door de provincie. Kosten: 70.000 euro in totaal, waarvan de helft subsidie. Met de provincie bestond overeenstemming over dat plan. Er zouden fondsen beschikbaar komen. De verbouwing zou drie miljoen kosten.
Vervolgens zette de provincie hen op het verkeerde spoor. Er was namelijk niet onderzocht of het wat regelgeving betreft allemaal wel mogelijk was. Dus wat gebeurt er? Het is een nationaal monument waarvoor allerlei provinciale regels gelden en de plannen voor een verbouwing van drie miljoen kunnen niet doorgaan. Bij de gemeente horen ze dan ook nog dat na de verbouwing de WOZ-waarde van hun bezit slechts anderhalf miljoen is. Wat erop neerkomt dat die andere anderhalf miljoen in rook zal opgaan. Je kunt je voorstellen dat zij dit niet accepteerden. Er ontstond een patstelling. Vervolgens vroegen zij: ‘Maar als we Meenk nu eens gewoon opknappen?’ Dat mocht en nu zijn ze voor 300.000 euro klaar. En ze willen geen cent subsidie. Helemaal niks, nothing at all.
Ze begonnen met het opknappen van de pachtboerderijen. Eerst woonden ze nog in het ‘oude huis’. Ongelofelijk, er is daar geen enkele voorziening. Nu wonen ze in een gerestaureerde pachtboerderij en ze pakken flink aan. Er zijn daar al drie jaar een paar lokale zzp’ers aan het werk. Het dak van het grote landhuis is gerepareerd, het interieur wordt nu aangepakt, te beginnen met het sanitair. Er is een werkplaats gemaakt in de oude ligboxenstal die eigenlijk meer lijkt op een complete timmer- en zaagfabriek. Ze bouwen de oude pachterswoning om tot een prachtig koetshuis. Van de eikenbomen op het eigen erf worden prachtige fineerplaten gemaakt, zo mooi dat je denkt: hoe is het mogelijk? Hij maakt het hout voor de kozijnen en deuren allemaal zelf. Ik heb er veel bewondering voor.
Mijn buren weten nog niet wat de toekomst is van hun Huize Meenk. Het moet in ieder geval iets zijn dat economisch gezien kansen biedt. Hun totaalplan voor Meenk kent drie varianten A, B en C. Er kan nog geschakeld worden. Een grote ruimte voor groepen, voor een concert, zorg, een gedeelte met appartementen. Er zijn veel mogelijkheden. Welke variant het wordt, hangt af van de toekomst, van de markt en van externe partijen. Helaas belemmert de ligboxenstal het fraaie uitzicht. Het is de bedoeling dat die daar weggaat. Anders lukt het niet. Visueel niet en technisch niet. Buiten het bouwperceel heeft hij nog een schuur staan en daar wil hij dan de werkplaats van maken. En dat mag niet volgens de regels van de overheid, lokaal bestemmingsplan en omgevingsvisie provincie.....!
‘Noo hef e zich zo giftig emaakt, noo zeg e: miene toekomst völt in duugen’. Het belangrijkste van het hele verhaal is dat hij nu zegt: ‘Weet je wat ik doe? Ik heb twee mogelijkheden, ik kan mijn bezit in Schotland verkopen en hier investeren of ik kan hier alles verkopen en in Schotland investeren. Als het hier niet lukt ga ik terug naar Schotland’. Hij werkt dag en nacht en met hem dagelijks nog zeker drie anderen.
Wat ik hiermee duidelijk wil maken is dat de gemeente vergeet mijn buurman te helpen. Ad hoc handelen, dat zijn we hier namelijk niet gewend. Want er wordt gewerkt op basis van vergaderingen, plannen en projecten. Na de WCL-jubileumdag afgelopen november is de gemeente toch eens bij Meenk gaan kijken en praten. Het mooie is: er wordt nu geprobeerd een oplossing te zoeken. En zo moet het ook naar mijn mening. Mogen ze alsjeblieft iets terugkrijgen voor hun eigen grote investering en het feit dat ze met het bestemmingsplan zestig procent van het bouwperceel kwijtraakten?
Als je de landgoederen hier wilt behouden, dan moet je de eigenaren een luisterend oor bieden. En je hanteert een meer flexibel bestemmingsplan, meer toegesneden op de maat van Winterswijk. Het risico van precedentwerking neem je dan maar voor lief. Anders verdwijnen ze allemaal achter elkaar, die voor Winterswijk zo heel bijzondere en fraaie landgoederen.”
*) Een Nationaal Landschap is een gebied waarin zich een unieke combinatie van agrarisch gebied, natuur en cultuurhistorie bevindt. Deze gebieden zijn in de “Nota Ruimte”2004 van het ministerie van VROM aangewezen. In deze 20 nationaal landschappen zijn natuur en oude cultuurelementen bewaard gebleven en is er ook plaats voor wonen, landbouw en kleinschalige bedrijven.
Ina Brethouwer, CC-BY