'Je kunt het heden niet eren als je het verleden niet kent’

Jan Kruisselbrink (1939), pachterszoon

Jan Kruisselbrink groeide op op De Snieder, een pachtboerderijtje aan de Sieverdinkweg in Kotten. Hij is timmerman in hart en nieren, zijn vader was boer. Toen zijn vader met pensioen ging bouwde Jan een nieuw huis met woonruimte voor zijn ouders en zijn eigen gezin. Daar, in de gezellige woonkamer aan de Kienveenweg, kijkt Jan terug op zijn jeugd.

Melkboer

‘Mijn vader was boer, en daarnaast was hij melkboer. Hij bracht de bussen melk van verschillende boeren naar de boterfabriek. Als je melkboer, of melkrijder, was dan kon je een paard houden, dan had je meteen een paard voor het werk. Doordat hij melkboer was, bleef er wel werk liggen. Het boeren op zich was toen ook nog veel werk, er waren nog niet zulke mooie machines als nu, dus het was flink aanpakken en doorwerken.

De Snieder, waar we woonden, was gepacht van Grondman, dat heel vroeger bij Oossink hoorde. En Oossink hoorde bij Kloster Burlo toendertijd. Oossink had meer boeren onder zich, zoals Joesman, Horsman, de Kuuper en Grondman. En die hadden dan ook weer boeren onder zich, maar eigenlijk was alles van het Kloster Burlo. Dat was zo groot, ik weet niet hoeveel bezittingen dat wel had.

Pachtzwijn

In elk geval moest mijn vader de huur betalen aan Grondman. Maar hij had geen helpe-dagen of zo, dat was niet meer. Heel vroeger is dat wel geweest, het staat nog wel beschreven in een boekje over het klooster. Daar staat ook beschreven dat je kippen en het pachtzwijn en de eieren zelfs nog moest afdragen.

Het huis was slecht, heel slecht, zoals vaker het geval was. De scholten onderhielden de boerderijen toen slecht. Maar Grondman was ook niet echt de scholte. Dat is zo’n schemergebied. En wie moest het dan aansturen? Grondman? Oossink, die ook weer moest afdragen aan Burlo? Of was het de taak van het klooster? Maar al met al, als pachter kwam je er niks verder mee.

Kunstmest

Begin 1900 hadden de boeren het goed, de kunstmest kwam en zo konden de boeren meer productie maken. Toen zijn er verschillende boeren geweest, die een gebint bij aan het huis gezet hebben, daar is De Snieder er een van. Dat kun je nog herkennen als je binnenkomt; ze hebben het gat van de middeler nog in de 2e balk zitten. Toen is het dwarshuis er ook voor gekomen.
De buitenmuren waren steens, maar de binnenmuren halfsteens. Toendertijd werden de huizen zo op de grond gebouwd, zonder kruipruimte of spouwmuur. Je kon precies zien hoe hoog het vocht in de muren zat. Het leek schaduw, maar het was vocht. Als je dan ’s winters, als het hard vroor, wakker werd en je streek over de muur dan was het ijs.

Veldkeitjesvloer

Het voorhuis had een keuken, en dan een kelder aan de ene kant, en een kamer. En aan de andere kant hadden we een waskamer en een slaapkamer. Geen kelder, maar wel een zolder. Dat was allemaal pakruimte, voor hooi en stro.

De vloer was in het begin nog een veldkeitjesvloer, en die werd vrijdags of ’s zaterdags geschrobd. Daar was je met twee man een uur druk mee. Wat een werk was dat. Eerst alles er uit halen. En dan water er in en dan maar schrobben, en aan de voordeur alles weer uitkeren. Dan was het allemaal wel mooi schoon, maar eerst echt koud, want al dat vocht moest weer weg via de voordeur.

In de winter

De keuken was echt groot. Daar hebben we later een gang afgetimmerd, van de voordeur van het huis naar de deeldeur heen. Dan was de ruimte wat kleiner en kon je het beter warm krijgen, want dat lukte in de winter nauwelijks. In de winter hadden we er een kachel staan, alleen in de keuken.

In de winter van 1946 is mijn zusje geboren. Toen moest er een kachel in de slaapkamer gemaakt worden van dokter Manschot, anders was mijn zusje dood gegaan. Het was echt veel te koud. Nou ja, er was verder ook niks. Er lagen wel tegels op de grond, maar die lagen gewoon in het zwarte zand. We hadden geen waterleiding maar een gewone pomp. En ook geen elektrisch.

Als ik me goed herinner heeft burgemeester Vlam in 1957 bij De Busker op het Veen de petroleumlamp uitgeblazen en het knopje omgedraaid. Toen was heel Winterswijk aangesloten, behalve een paar boeren achter in Meddo. Tot die tijd maakte ik mijn huiswerk, zoals bouwtekeningen van constructies, bij een petroleumlamp.

Petromax

Toen er elektriciteit kwam was dat wel een hele sprong vooruit. Ik deed echt mijn best wel bij de petroleumlamp, en als ik dan klaar was, dacht ik dat het er goed uitzag, maar de andere dag, bij daglicht zag ik dat ik er toch weinig van terecht had gebracht, de hoeken niet netjes dicht, de lijntjes en zo.

Er was wel een petromax en die gaf goed licht, maar die moest tot half 10 in het kippenhok hangen, omdat de kippen licht moesten hebben. Die lamp kon het daglicht zo’n beetje vervangen, maar de petroleumlamp… dat was net genoeg om te zien waar je overal heen kon. Nou ja, het was niet anders, we waren er aan gewend.

Waterleiding was er eerst ook nog niet, we hadden gewoon een pomp en een put.
Toen we waterleiding kregen, zei m’n vader: ‘Ja, maar ik maak toch in dat oude huis geen douche meer.’ We wasten ons in een grote teil.

We hadden vijf koeien, en dan stond er meestal nog een halfwas tussen. Varkens hadden we ook, en kippen. En dan nog land, een stuk grond in het Kottense Veen, in de Oossinkes en halfweg achter Hareman. Dus het was altijd slepen met het spul. Met de mest, met knollen, met bieten, met rogge, met haver… altijd maar rijden.

Varkens

Als ik ’s avonds van de ambachtsschool af kwam, van de avondschool, dan moest ik met mijn broer de beesten nog water geven. Dan ging er één buiten water putten, zo’n 21 of 22 emmers, en de ander sjouwde dan. Of je wisselde halverwege.
Als ik van het werk weer kwam ’s avonds hielp ik ook nog wel eens mee, even een koe melken, of wat er maar was blijven liggen die dag. Er werd wel op je gerekend, ook op je vrije zaterdag, maar je moet bedenken dat het boeren op zich ook veel meer werk was.

De varkens werden nog thuis geslacht. Daar werd een varken speciaal voor gehouden, het werd vetgemest. Want ze slachtten maar één keer in het jaar, dus het moest een flink varken zijn. Zo’n varken mocht je ook niet opjagen, want stel je voor dat het uitgleed en een poot brak. Het varken werd op de ladder geknoopt, en dan rechtop gezet, buiten voor de muur. En aan het eind van de dag, in de late middag, als het melken klaar was, dan kwam de buurman en dan sjouwden ze het varken door de voordeur naar binnen, dat kan ik me nog wel herinneren. Binnen werd het varken weer rechtop gezet, en dan werd er even flink gepocht, vetpriezen. Toendertijd mocht het varken nog goed vet zijn, dat was juist de bedoeling.

De buurvrouw zei: ‘Wat heb je toch een geweldig varken, wat zit er toch dik spek op.’ Dan moest er een borrel worden gedronken op dat varken, want de boer was natuurlijk trots als de mensen zo pochten op zijn varken. De andere dag kwam buurman weer, want dan moest het varken weer naar buiten gesjouwd, en zo ging dat totdat de slachter tijd had om het varken af te houwen. Dat gebeurde nadat het varken was gekeurd, dan pas werd het varken in stukken gesneden.

De koeien gingen al naar het slachthuis. Soms moest ik mee een koe of een pink aandrijven, lopend. ’s Morgens in de vroegte op pad, en dan bij vader achter op de fiets weer naar huis.

Als kind speelden we met wat er was: een hobbelpaard, een paar karretjes, en wat klosjes hout van mijn vader. Die waren niet allemaal even groot en dat hoefde ook niet, als je maar klosjes hout had. En ik was al gauw aan het timmeren, mijn vader had wel spijkers maar hij legde ze altijd al ergens anders neer, anders ging ik er al mee timmeren voordat hij ze had kunnen gebruiken. We waren ook veel buiten, dan gingen we met moeder mee naar de kippenhokken en zo. En toen we wat ouder waren gingen we ook op zoek naar vogels in nesten, houtduiven, eksters en zo. In de zomer gingen we wel eens zwemmen bij Slatman. Nou ja, dan stond er eerst een wagen met rogge of zo, en dan moest je die afdoen, en als dat klaar was, dan kon je naar Slatman om te zwemmen.

De wereld rond

Mijn vader heeft voor het melkrijden een lintje gekregen, een ridderorde. Ze hebben het nagerekend, hij heeft één keer de wereld rond gereden met zijn paard en wagen. En dan nog het werk op de boerderij. Mijn moeder die heeft ook echt hard moeten werken, die had heel veel werk te doen. Soms kreeg ze het werk ’s morgens niet eens goed af. Dan moesten wij naar school en dan moest zij dus ook die 20 emmers water naar de beesten brengen. En dan was er nog het werk in het voorhuis, en het verstelwerk en zo. Want alles wat kapot was werd weer versteld.

Er zijn van die tegeltjes, daar staat op ‘Je kunt het heden niet eren als je het verleden niet kent’ en dat klopt wel. Ik heb mijn ouders hard zien werken, die hadden haast geen vrije tijd, en ik heb pensioen en kan doen wat ik wil.

Toen mijn vader met pensioen ging, kon hij het boerderijtje huren of kopen. We hebben het er toen nog wel over gehad met Gronder Jan, maar het huis was zo slecht, dat moest je haast plat schuiven en weer opnieuw opbouwen. Toen dacht ik, nou, dan moet ik maar actie ondernemen. Want ik wilde wat, en de oudelui die moesten wat. Het was wel lastig, want ik wilde zo graag in Kotten blijven wonen, maar er was nergens grond te krijgen. Uiteindelijk heeft Geert Enning grond voor ons gevonden, al was het wel een beetje uit de buurt, zo achteraf in het Kienveen. Er woonde daar geen mens, maar ja, wel twee bunder grond en het kostte niet te veel. Dus toen heb ik het toch maar gekocht en toen zijn we hier begonnen, weer zonder elektrisch, zonder water. Dat water konden we nog wel met een pomp oppompen, dat waren we toen al van plan. Maar zonder elektrisch kon ik niks beginnen, een betonmolen heeft toch echt stroom nodig. Dat moest eerst geregeld worden, en toen konden we hier het huis zo’n beetje maken. Er was ook nog geen riool. Het waren toch nog flinke bedragen toendertijd, die erbij kwamen. Nou ja, toen heb ik het huis getimmerd, in mijn vrije tijd, met hulp van anderen. En nu wonen we hier al weer 45 jaar.’

Dit verhaal is in 2014 verzameld door de Oral History Werkgroep Gelderland.


Rechten

Else Klomps, CC-BY

  • Winterswijk

  • Streekgeschiedenis

  • Werk

  • Landbouw

  • 1950-2000

  • Winterswijk

  • Achterhoek

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl