Piet Fontein (1932) vertelt over de heftige laatste oorlogsdagen in zijn geboortedorp Rha, dat zwaar onder vuur kwam te liggen. Hij en zijn familie verloren hun boerderij in de oorlog.
“Ik ben nummer zeven in de rij van tien kinderen. Met mijn ouders, broers en zussen woonde ik in Rha. We hadden daar een boerderijtje tegenover de molen. Het einde van de oorlog was in zicht. De Duitsers zaten in de windmolen en hadden zo een prima uitzicht op de omgeving. Canadezen en Engelsen stonden met tanks aan de rand van het dorp klaar om de Duitsers weg te schieten uit de inham van de IJssel.
Het was in deze eindfase van de oorlog dat wij weer de schuilkelder in moesten omdat er dag en nacht werd geschoten met granaten. Omliggende huizen branden af en de uitgang van onze schuilkelder werd door een granaat getroffen. Omdat de situatie te gevaarlijk werd moesten wij vluchten. Beddengoed werd op de stortkar geladen. Dat was een kar met twee wielen. Ons paard moest de kar trekken. Toen we op Olburgen aankwamen ontdekten we dat het paard gewond was. Hij bleek een schotwond bij zijn schouder te hebben en kon niet verder mee. Vanaf dat moment moesten mijn oudste broers en zussen de kar trekken en duwen. Met een roeiboot voeren we de IJssel over en kwamen zo in Dieren aan.
Vanuit Dieren gingen we naar Spankeren want daar woonden een oom en tante. Daar hebben we zo’n twee weken geslapen. We sliepen daar met elf personen in een gierkelder. Mijn oudste zus was er niet bij want die was al een hele tijd in Keijenborg op kostschool. De gierkelder werd met heel veel water en stro schoongemaakt. Maar ondanks dat bleef de gierlucht enorm aanwezig. Vanuit Spankeren zagen we aan de andere kant van de IJssel Rha liggen. En op een nacht zagen we ons eigen huis afbranden.
Toen de Engelsen en Canadezen Dieren hadden bevrijd zijn wij teruggekeerd naar Rha. Eerst het gezin in de roeiboot. En later één voor één de koeien die we mee hadden genomen naar Spankeren. Geloof maar dat we angst hadden, want niemand van ons kon zwemmen. Omdat er van ons eigen huis niet veel meer over was maakten we het kippenhok schoon. Daar woonden we de eerste tijd in. Later kregen we van de gemeente een woonruimte. Dat was één ruimte waar wij zelf een schot tussendoor hebben gezet. Zo creëerden we een woon- en slaapgedeelte. Later betrokken we een noodwoning. In 1958 werd de boerderij met subsidie uit de Verenigde Staten herbouwd.
Voor ‘Een nieuwe tijd! Wederopbouw in de Achterhoek’ vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in de Achterhoek in de periode 1940-1965. Dit verhaal over Piet Fontein is geschreven door Erna Bosch, op basis van een oral history-interview afgenomen door Erna Bosch in juli 2019. Dit verhaal is geredigeerd door Kees Huntink.
Erna Bosch, CC-BY