In dit verhaal vertelt de heer Peter Matheus Schalk, opgegroeid in Heerewaarden, over zijn leven als boerenzoon en zijn werk als steenarbeider in de steenfabriek Bato’s Erf.
“Ik ben Peter Schalk, geboren in Heerewaarden op 30 augustus 1949. Wij woonden in, bij mijn opa en oma. Ze hadden een boerderij, waarvan een deel was bestemd als woning voor hun zoon. En daar woonden mijn vader, moeder en ik. We hadden een keukentje met een petroleumstel en een kamer met een 3-gaatskachel en twee slaapkamertjes. Dat was het. Er was gewoon niet meer ruimte. En een open zolder. We keken door de dakpannen naar buiten (grinnikt).
Mijn vader en moeder zijn pas naar het grote deel van het huis gegaan, waar mijn opa en oma gewoond hebben, toen ik al 16 was. Ik vond het fijn op de boerderij. Als kind speelde ik altijd buiten met kinderen van andere boerderijen. We gingen vissen, kikkervisjes vangen, van alles doen. Vissen is altijd mijn hobby gebleven. Ik was een van de beste 30 sportvissers van Nederland!
Ik ging hier in Heerewaarden op de fiets naar school, of lopend. Als het slecht weer was of als er sneeuw lag dan ging je lopen. Zo was dat.”
“Mijn vader en moeder deden het werk op de boerderij. Ze hebben niet tot het eind geboerd, want dat was niet haalbaar. In de tijd van minister Biesheuvel moest er vergroot worden. Maar met 12, 13 koetjes, een paar varkens, een paar kalveren en wat kippen en te weinig land, kun je niet vergroten. Op de boerderij was de kost niet te verdienen. Daar was het bedrijf te klein voor. Veel kleine boeren zijn er toen mee gestopt."
Toen mijn vader stopte met de boerderij, is hij begonnen in het grondwerk, met kabels leggen voor de PTT. Ik was 14 jaar, toen ging ik met mijn vader 1.400 pakken hooi laden! Aan één stuk door! We laadden toen een dubbele vrachtwagen vol. Met twee man de pakken bovenop steken, met de lange gavel. Ik was gebroken, ’s avonds om 7 uur, dat weet ik nog wel!
De steenfabriek was dicht bij huis. Dat verdiende het beste en waar moet je anders heen op een dorp? Je had er eigenlijk niks. Mijn vader en moeder gingen melken om half 6 in de ochtend en riepen dan: 'Peter, wij gaan!' En dan moest Peter zorgen dat hij om 07.00 uur op de steenfabriek was. Dan stond mijn brood klaar en mijn drinken om mee te nemen, en Peter was naar de steenfabriek. En tot op de dag van vandaag zet ik nooit een wekker als ik op tijd moet opstaan. Nooit. Ik ben altijd op tijd wakker.”
“Ik werd op 30 augustus veertien en meteen de volgende dag kon ik naar de steenfabriek.
Tja, als je geen zin hebt om te leren, dan moet je gaan werken hè? Ik kende het al een beetje als kind, want je gaat er wel eens kijken natuurlijk. Het was in de buurt, bij Bato’s Erf, zo’n 500 meter van huis vandaan. Ja, het was even wennen want je moest om 07.00 uur beginnen en tot 17.00 ’s middags. Je kon tussen de middag naar huis om te eten.”
“Dat verdiende ik. Het werd van lieverlee wel wat meer natuurlijk, 7,50 gulden en later 13 gulden.
Ik was de jongste, maar er waren wel meer jongeren zoals ik, die niet wilden leren, die kwamen ook zachtjesaan, want op de steenfabriek verdiende je meer dan waar dan ook. En zeker als je eenmaal een jaar of 15, 16 was, dan ging je wat ander werk doen en dan verdiende je meer. Dat was een gezellige tijd. Ja, we kenden elkaar allemaal. Er werd tussen de middag gevoetbald, want je ging gauw thuis eten om 12 uur, en dan probeerde je om 10 voor half één weer terug te zijn, want om één uur moest je weer beginnen. Dan kon je nog even een half uur voetballen! Nou, dat was wel gezellig!
Op de steenfabriek ben ik eerst opsnijder geweest, ik moest stenen op zijn kant zetten. Daarna heb ik bij de pers gewerkt, aan de lege- en aan de volle plankenlift. ’s Avonds deed ik overwerk: natte stenen inleggen, die werden dan naast of langs de rekken gezet om te drogen. 10 of 14 karren moest je op een avond leegmaken. De onderbaas was nog een beetje familie. Die was met een zuster van mijn opa getrouwd. Daar had je altijd mee te maken, want die kwam ’s morgens ook om 07.00 uur en die ging ook pas om 17.00 uur naar huis.”
“Ik heb ook altijd klaar gestaan voor de baas. Ook in de vakanties, ook in de weekenden, altijd, dag en nacht. Ik ben erg plichtsgetrouw wat dat betreft. Je hebt wel eens een dag dat het tegenzit, maar ik ben altijd met plezier naar mijn werk gegaan. In de winter had ik meestal schoonmaakwerk. Op de fabriek, bij de steenpers, daar moest onderhoud gepleegd worden. Of er moesten dingen gerepareerd worden, die het volgend jaar weer moesten draaien. Dan moest bijvoorbeeld de staande as van de kuip eruit, waar het persblok in zat, die de klei in de vormen drukt. Dat schoonmaken, daar zit veel werk in. Alles is vet natuurlijk. De stoomketels moeten ook worden schoongemaakt.”
“Toen brandde de steenfabriek af, op een zaterdagavond. Ik zat in een cafetaria toen die brand uitbrak. Op dat moment waren er al geen stokers meer. De oven draaide helemaal automatisch, met monitoren en zo. En dan ging de baas af en toe eens kijken, of alles goed liep. Maar op die zaterdag was de baas toevallig naar een wedstrijd van Feijenoord! En zo’n brand mag je zomaar niet blussen, want die is wel 1100 graden. Als je daar de brandspuit op zet dan klapt alles uit elkaar! Dus dan mag je alleen maar bovenop een beetje sproeien. Het dak en het houtwerk brandden er helemaal af, maar ‘s zondagsmorgens om 12 uur konden ze weer stoken! Weliswaar open en bloot, maar ze konden stoken!"
"Ik heb nog meegewerkt om de boel op te ruimen. Al dat oude hout moest van de oven af, oude kolen die er nog op lagen, moesten eraf. Dan nam je een gedeelte van het werk aan voor 100 of 125 gulden en met een uurtje of anderhalf was je klaar! Zo ging dat. Toen heb ik veel geld verdiend, maar ik moet je wel zeggen, ik heb alles, totdat ik in militaire dienst ging, afgegeven aan mijn vader en moeder. Ik kreeg alleen zakgeld. Dat is tegenwoordig niet meer voor te stellen, maar de mensen waren toen arm!”
“Ik zou de jongere generatie wel wat willen vertellen, iets mee willen geven. Maar als ik ze vertel hoe wij leefden en werkten, dan kijken ze je aan alsof ze water zien branden. De jeugd wordt geleefd door de telefoon en de laptop. Ze komen nauwelijks buiten. Mijn advies is dat ze naar buiten gaan, de natuur in! Ga kijken en genieten, je ziet leven, je ziet van alles! En ga wat doen! Maar besteed niet zoveel tijd aan je telefoon. Daarvan word je niet gelukkig.”
Sprekende Herinneringen
Werk
Industrie
1950-2000
Archieven
Maasdriel