Carel Borneman, geboren in Zoelen in 1937, vindt het belangrijk onderscheid te maken in wat hij in de oorlog zeker heeft beleefd en wat hij heeft ‘van horen zeggen’. Met die kanttekening vertelt hij het verhaal van een Zoelens jochie in de oorlog.
“Het eerste beeld dat ik heb uit die tijd is van 17 mei 1940. Ik was toen drie jaar oud. Nederlandse soldaten die zich hadden overgegeven aan de Duitsers, kwamen terug uit Rhenen. Ze trokken hier door de Jeudestraat in Zoelen. Mijn vader en moeder hadden daar een winkel in kruidenierswaren en tabak. Ik zie mijn vader nog sigaren staan uitdelen aan de soldaten. Dat vond ik heel raar. Jaren later vroeg ik hem daarnaar. Zijn antwoord: ‘Je dacht toch niet dat ik die sigaren liet staan voor die rotmoffen?! Die sigaren waren voor onze jongens…’”
“De volgende herinnering is van veel later. Na de evacuatie van Tiel kregen we in september 1944 Duitse soldaten bij ons ingekwartierd. Eén ervan werd Baby genoemd. Een blonde krullenbol, achttien jaar, te jong eigenlijk. Nou, Baby was letterlijk kind aan huis. De Engelsen lagen aan de overkant van de Waal. Ze staken de rivier af en toe over om te infiltreren in het door de Duitsers bezette gebied. Tijdens een van die tochten is Baby gesneuveld. Dat is het trieste antiverhaal over deze oorlog, vooral voor mijn moeder. Toen ze hoorde dat Baby dood was, stond ze achter de toonbank te huilen. Het rare is natuurlijk dat de vijand een man minder heeft en dat mijn oranjegezinde moeder daarom staat te huilen.”
“In september ’44 hadden de Duitsers na een infiltratie over de Waal een Bren Gun Carrier meegenomen. Dat is een licht gepantserd rupsvoertuig. Dat was oorlogsbuit, natuurlijk. Met die tank rijden ze feestvierend door de Achterstraat bij Kasteel Zoelen. Totdat er een Duits vliegtuig overvliegt. Daar schrikken ze zo van dat ze de buitengracht van het kasteel inrijden. Er komen vrachtwagens en kettingen om die tank er weer uit te halen. De achterwielen van de vrachtwagen slaan door. De jochies die daar staan te kijken wordt bevolen om in de laadbak te gaan staan. Dat deden we natuurlijk niet: moffen help je niet. Kennelijk was er een groot psycholoog bij die zei: ‘Als jullie er nou op gaan staan dan mogen jullie straks een eindje meerijden door het dorp.’ Van die rit door het dorp herinner ik me niks meer. Tot het moment dat ik de winkel binnenstapte.”
"‘Je bent te laat’, zegt mijn moeder en vraagt waarom. Ik doe verslag van de legerwagen en de Duitsers en het rondje door het dorp. Ik zie haar hand nog komen … Ik krijg een draai om mijn oren met de woorden: ‘Dat doe je nooit meer!’ De moraal van dit verhaal? De idiotie van de oorlogsmachine is dat je oranjegezinde moeder huilt om een gesneuvelde Duitse vijand. En de enige keer dat ze haar zoon slaat is omdat hij op een Duitse vrachtwagen is meegereden om een tank uit de sloot te halen. Je kunt legers niet louter indelen in vriend en vijand.”
"Na de evacuatie van Tiel gingen de Duitsers er op rooftocht. Er was daar niemand meer, de winkels waren onbeheerd achtergebleven. Op een dag kwamen ze terug van patrouille en kreeg ik een stoommachine cadeau. Met zo’n brandertje eronder. En een Meccanodoos, een trein met rails en een toverlantaarn. Het klinkt misschien raar, maar op dat moment was de oorlog voor mij als kind een feest.”
“Het laatste oorlogsjaar was iedereen bezig om hout voor de kachel te zoeken, want het was een koude winter. Er werden bomen gerooid bij het kasteel en ik ging samen met mijn vader spanen slaan. Daar in de buurt stonden ‘Dikke Bertha’s’, zware kanonnen waarmee de Duitsers op Wamel en Tiel schoten. De luchtdruk was zo groot dat de pet van mijn vader werd weggeblazen. Dat was de enige oorlogshandeling die ik van dichtbij heb meegemaakt.”
“Op 4 mei 1945, ik was toen zeven, zaten we ’s avonds bij tante Neeltje in de Achterstraat. Ineens werd er hard op de deur gebonsd en riep iemand: ‘We zijn vrij’. Het hele dorp liep uit naar de Jeudestraat. Er werd volop gedanst tot we ineens geweerschoten hoorden. Iedereen in paniek natuurlijk. Mijn moeder trok mij de sloot in. Ik schijn gevraagd te hebben of dit nu vrede was. Dan is het vrede en sta je anderhalf uur tot je kuiten in de blub. Lang leve de vrede!”
Regionaal Archief Rivierenland, Vincent Wibier, 2024, CC-BY-SA
Sprekende Herinneringen
Tweede Wereldoorlog
1900-1950
Archieven
Buren