Windeld van den Brink is geboren op 9 december 1931 aan de Nijkerkerstraat. Zijn ouders hebben het huis zelf gebouwd. Zijn vader was vertegenwoordiger en werkte bij de Voedsel Coöperatie. Windeld heeft twee broers en twee zussen, waarvan er één is overleden. Hij heeft tot zijn huwelijk in het ouderlijk huis gewoond. “Het huis staat er nog steeds. Ik vertel altijd aan mijn kleinkinderen, dat ik daar gewoond heb.” Windeld heeft na de oorlog de opleiding tot smid gevolgd en heeft tot zijn 75e als smid gewerkt.
Windeld heeft zijn jeugd vanwege de crisis en de oorlogsdreiging als een sombere tijd beleefd. Het gezin ging iedere zondag naar de kerk. “Het waren ellenlange preken van dominee Holland; voor een vijftienjarige was dat wel wat zwaar. Ik was echt een kwajongen, die allerlei streken uithaalde.”
Windeld heeft de lagere school in Putten tot het laatste jaar gevolgd. Toen werd het hoofd van de school met de razzia weggevoerd. Ook hij kwam niet terug. “Ik was vijftien en we werden in de kerk gewaarschuwd door Schuitemaker dat er wat zou gaan gebeuren. Ik denk dat wij toevallig de goede kant op liepen. De mannen die de andere kant op vluchtten, naar de Eng, werden allemaal opgepakt. Misschien konden we ook weg, omdat mijn vader een Ausweis had en omdat hij bij de Voedsel Coöperatie werkte. Hij mocht ook zijn fiets houden.” Na de razzia wilde Windelds vader dat hij naar Huinen ging, om te kijken of zijn broers nog leefden. “Dus ik ging daar op de fiets heen. Ik was jong en eigenlijk was de oorlog een beetje avontuur voor mij. Ik was niet bang. De moffen hielden me toen wel aan bij de molen, maar lieten me toch weer gaan.”
Van de familie van Windeld kwam niemand om, maar na de oorlog werden in de kerk de namen van alle doden opgelezen. “Het werd zekerheid dat de mannen nooit meer terugkwamen. Dan krijg je de ellende. Ik bedoel, er is altijd hoop geweest dat ze misschien nog wel weer terug zouden komen. En op een gegeven moment ontdek je dan de bittere waarheid en dat kwam hard aan. De hele generatie mannen boven mij was dood; dus ik kreeg als zeventienjarige al allerlei verantwoordelijkheden. Ik zat bijvoorbeeld in het provinciale bestuur van de jeugdvereniging. Daarom ben ik ook in Soestdijk geweest bij het defilé ter gelegenheid van het twaalf-en-een-halfjarig huwelijk van Prins Bernhard en Juliana. Mijn dienstplicht vervulde ik als vliegtuigmaker bij de Marine Luchtvaart Dienst. Ik ben uitgezonden naar Nederlands Indië. Na de overdracht heb ik de rest van de tijd in het voormalig Nieuw Guinea doorgebracht.
“In Indië heb ik ontdekt, dat wij Nederlanders ook niet zulke lieverdjes waren. Oorlog is gemeen; er worden sadisten gemaakt. Ik bedoel maar, dat Nederlanders dingen hebben gedaan, die niet door de beugel konden. En dan denk je ook weer aan wat er in Putten is gebeurd.”
“Mijn vrouw is ook een Puttenaar. Ik zat in Indië en dan kreeg ik brieven van haar. Er waren meisjes en die waren allemaal wat ouder en nou ja, ze stuurden brieven naar de jongens in Indië. Dat was leuk. En dus ik kreeg van haar en haar twee zussen wel eens wat post. Maar dat gebeurde heel vaak. Ik bedoel, de jongens waren weggevoerd. We kenden elkaar al. Puttenaren kennen elkaar. Zij werkte in Nijkerk en ik ook, en we zaten wel eens samen in de bus.” In 1952, teruggekeerd uit Indië, verlooft Windeld zich met Aaltje Posthouwer. Ze werden nu ruim 60 jaar geleden getrouwd door broer en zwager dominee P. Posthouwer in de Hervormde Oude kerk. Ze gingen aan de Papiermakerstraat wonen en kregen vier kinderen. De oudste werd geboren op 17 april 1958.
“Toen ik terugkwam uit Indië ben ik bij een smid in Putten gaan werken want die smid was weggevoerd. Ik heb mijn patroonsdiploma’s gehaald, in Amsterdam examen gedaan. En toen ben ik zelf begonnen.” Windeld had een eigen smederij, waar grote staalconstructies werden gebouwd. Bijvoorbeeld voor de klok van de nieuwe kerk. “Ik ben hier geboren. Ik voel me hier thuis. Ik ken iedereen, iedereen kent mij. Als smid kom je overal. Je wordt overal voor geroepen. Iedereen heeft wel wat, kinderfietsje is stuk of weet ik wat. ‘Kan je dit even lassen, kan je even dit...’ Ik ben een klein beetje een bekende Puttenaar geworden.”
“Ik zou niet verhuizen naar een andere plek. Ik ben hier geboren, getogen en heb mijn graf hier gekocht dus ik hoop hier dood te gaan. Daar doe ik niet moeilijk over. Maar zo'n apart mens ben ik niet hoor. Ik ben gewoon een doorsnee Puttenaar, die toevallig in Putten was toen die ramp gebeurde.”
Voor Verhaal van Putten vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in Putten. Dit verhaal over Windeld van den Brink is geschreven door Ammy Langenbach, op basis van een oral history-interview, afgenomen Lian van der Zon in oktober 2018.