Bert Harmsen kende de boerderij ‘De Wolfskuil’ op Middachten al meer dan dertig jaar toen hij in 2007 uitverkozen werd om daar te komen boeren. Bert heeft zich altijd op een bijzondere manier verbonden gevoeld met deze boerderij. Het landgoed met alle culturele invloeden uit het verleden hebben hem van het begin af aan geïnteresseerd. De plek van de boerderij, op de overgang van de stuwwal van de Veluwezoom naar de uiterwaarden van de IJssel, zorgt voor dynamiek. Bert is zich ervan bewust dat hij met het boeren de verschijningsvormen van die historische landschapstypen kan beïnvloeden. Het is een uitdaging om in deze dynamiek, met respect voor het verleden en rekening houdend met maatschappelijke belangen, een renderend boerenbedrijf op te zetten.
Bert lacht: “Oh, dat is een omvangrijk verhaal. Ik kende dit bedrijf al meer dan dertig jaar, omdat een vriend van mij hier op de boerderij zat. In het verleden heb ik hier samen met hem geboerd in een maatschap. Na drie jaar zijn we daarmee gestopt, omdat het geen haalbare kaart bleek om er twee gezinnen van te laten leven. Ik ben toen andere dingen gaan doen. In 2006 zei hij tegen mij: 'Ik stop ermee. Ik ga naar Ierland'. Toen schrok ik me een hoedje en dacht: 'Het is altijd zo'n plek geweest waar ik naartoe kon gaan, een vanzelfsprekendheid eigenlijk’. Toen ben ik gaan kijken of ik het kon overnemen, maar ik was inmiddels al 56 jaar. Dat is geen leeftijd om zomaar te beginnen op een boerderij. Ik was op de hoogte van een aantal maatschappelijk claims die hier lagen en in mijn eigen hoofd had ik al een plan geformuleerd. Toen ben ik gaan solliciteren. Van de acht kandidaten kozen ze mij uit. Graaf Franz gaf aan dat er een klik was. Ik was een van de weinigen die een plan had en was er ook helder over dat als hij mijn plan niet zou zien zitten, hij mij niet moest nemen. Het was ook wel gecompliceerd; het was niet gemakkelijk. Je moet het traditionele boeren van maximalisering compleet loslaten. Eigenlijk is hier het uitgangspunt dat het landschap bepalend is en dat je de economische activiteiten daarbinnen moet zien te vervlechten zonder dat je het landschap aantast. Meestal zegt een ondernemer dan: 'Ik heb dat en dat nodig; en daar moet dat en dat voor wijken en dan kan het gebeuren'. En dat kan hier niet.”
“Deze boerderij is onlosmakelijk verbonden met de beschermde buitenplaats Middachten. Een beschermde buitenplaats heeft een begrenzing. Ik dacht dat het zo'n 80 hectare in een cirkel om het kasteel heen is. Alle boerderijen aan de Veluwezoom hadden een hoge en een lage gradiënt. De lage gradiënt was de uiterwaarde, die regelmatig onder water kwam te staan en daardoor verrijkt werd met slib van de rivier. Daar liep vee op, daar werd gehooid en het hooi ging weer naar het vee toe. Het vee produceerde mest en die mest ging naar de hoge gradiënt, de landerijen aan de voet van de stuwwal. Daar kwamen de salderende gewassen als bieten, aardappelen en graan en alle andere gewassen die in de loop van de tijd verbouwd werden, vandaan. De Wolfskuil is de enige boerderij in deze omgeving waar deze traditionele verdeling in stand is gehouden. De boerderij is wel groter geworden, doordat de landerijen van de andere boerderijen aan de Wolfskuil werden toegevoegd.
Alles wat we hier doen moet getoetst worden aan de Monumentenwet vanwege de landschappelijke inpassing. We hebben hier nog wel wat monumenten in de traditionele zin, bijvoorbeeld de schaapskooi en zijn ligging aan de Oude Boerenweg. De rest is in feite alleen maar landschappelijke inpassing. Dat betekent in de praktijk dat je gewoon te maken hebt met de Monumentenwet. Je kunt je erf bij de weg niet zomaar verbreden of versmallen of de weg zomaar ergens op laten houden. Het aanvragen van vergunningen daarvoor en alles wat daar aan vast zit, geldt hier ten volle en neemt veel tijd in beslag. We zijn gehouden zijn aan de zorgvuldigheidseisen. “
“Wij pachten bij elkaar ongeveer 90 ha en boeren op een extensieve, biologische manier. Dat heeft ermee te maken dat we aan de onderkant van de bronbossen - waar de uiterwaarden beginnen - hele natte, veenachtige grond hebben, waarop een gangbare boer eigenlijk niet goed kan boeren. Mijn uitgangspunt bij het bedrijfsplan was: als het toch slechte grond is, maak het dan nog maar slechter. Misschien hebben we dan nog een inkomen. Het is maar hoe je het bekijkt; wat slecht is in de ogen van de een, is geweldig in de ogen van de ander. Als je dus meer richting maatschappelijk belang gaat boeren dan is dat wel lastig. Iedereen wil biologisch eten, maar mensen kopen het niet. Als je rekening wilt houden met een maatschappelijk belang, dan moet je dat nog wel vertalen in een concreet verdienmodel, zodat de boerderij overeind blijft.
In mijn plan zaten een aantal ingrediënten. Eén van die ingrediënten was dat ik voor Middachten ga. Dat betekent dat ik voor maximalisatie van de pacht ga. Als je de pacht niet maximaliseert dan houdt het verdere pachten op. Als pachter moet je zorgen voor de verpachter, maar als verpachter moet je ook zorgen voor de pachter. Dat is dus een samenspel. Mijn ondernemingsplan is een presentatie daarvan met het doel om de neuzen van diverse partijen, zoals het waterschap, de provincie of de gemeente dezelfde kant op te krijgen. Wil je met een maatschappelijk belang aan de slag, dan heb je Middachten keihard nodig. Zo’n grote partij is beter in staat om de belangrijke spelers in het veld mee te krijgen. Als je daar een verbinding mee hebt dan komen de beleidsambtenaren van de provincies en waterschappen sneller over de brug; dan heb je meer invloed. De provincie en het waterschap, in het bijzonder de hydrologen en ecologen, zeiden naar aanleiding van het plan: 'Als jij dat wilt... is dat oké! Het is ook wat wij willen.' Zo is dat hele proces in een stroomversnelling gekomen. Als ik nu na 10 jaar naar het ondernemingsplan kijk, is er nauwelijks iets aan het plan veranderd. Er zijn alleen wel andere gewassen gekomen... .”
“Alles wat er bedacht is voor het vernattingsproject van 2017, is bedacht vanuit modellen. Ondergrondse waterstromen zijn niet gemakkelijk in kaart te brengen; die zijn grillig. Hoger op de stuwwal zakt het water de grond in en gaat via ondergrondse stromen, langs keileemlagen, naar lager gelegen plekken. Onder druk of op een plek waar het gemakkelijk gaat, komt het water als kwel weer aan de oppervlakte. Zo was de situatie altijd al in de bronbossen.
In de jaren zeventig was de watertoevoer in de bronbossen nog heel behoorlijk. In die jaren is er geprobeerd om de landbouw productiever te krijgen en zijn afwateringssloten in de uiterwaarden dieper gemaakt, zodat je een ontwatering kreeg van het weiland en de gronden begaanbaarder werden. Ook de kleiwinning en zandwinning in de uiterwaarden hebben de grondwaterstanden verlaagd, waardoor het maaiveld gezakt is en het grondwater en het water in de sloten ook lager is komen te staan. Aanvankelijk hebben die sloten hoger gelegen, maar die situatie terugbrengen is technisch niet haalbaar. Het bronwater van de Veluwezoom kwam door die verlaging pas voorbij de bronbossen aan de oppervlakte en werd te snel werd richting IJssel afgevoerd, waardoor de bronbossen verdroogden. Karel Hanhart, hydroloog, heeft deze situatie in kaart gebracht en in modellen opgetekend. Vanuit die modellen is naar een oplossing gezocht voor de vernatting van deze bronbossen. De sloten in de uiterwaarden zijn weer ondiep gemaakt en afgedekt met leem. Hierdoor blijft nu 90% van het bronwater in de bronbossen. Naar verwachting wordt de grondwaterstand in de bronbossen 20 cm hoger en dat heeft een enorme invloed op de vegetatie.”
De verdamping door de vegetatie op de Veluwe, de onttrekking van drinkwater door Vitens en de huidige droogteperiode (zomer 2018) hebben natuurlijk ook een grote invloed op de verdroging.
“De bronbossen hebben landelijk gezien een grote zeldzaamheidswaarde. Het behoud van de bronbossen, was zo belangrijk, dat ik besloten heb om mijn lot eraan te verbinden, maar het grote nadeel voor een boer is dat het land altijd nat blijft. De uitdaging voor mij was om te bedenken wat ik als boer zou kunnen doen om beter te zorgen voor die bronbossen en toch mijn eigen bestaanszekerheid vergroten. Het is een dilemma: je moet het maatschappelijk belang als uitgangspunt nemen, maar toch ondergeschikt maken aan je eigen verdienmodel. Als je niets verdient kun je het bedrijf niet in stand houden; dat is je ondernemersverantwoordelijkheid.
Als het grondwater 10 cm hoger staat betekent het dat er andere chemische processen plaats vinden in de bodem. Je kunt je voorstellen dat als er een meter veen zit en je gaat dat droogleggen dan komt er enorm veel stikstof vrij, gewoon door de verbinding met zuurstof, die zorgt voor de omzetting van het materiaal. Als de grondwaterstand omhoog gaat, stopt voor een gedeelte die nitrificatie.Dat betekent dat er ook minder op het land gaat groeien. En ja, elke boer wil meer. Voor mij staat vast dat je kostenneutraal kunt handelen als je het gras eraf haalt. Ik ben tevreden als ik terug kan krijgen wat het mij gekost heeft. Het verschil zit hem in wat ik betaal aan pacht aan Middachten en welke vergoeding er tegenover staat om dat beheer te doen. Daar zit ook een stalvergoeding in en dat geeft mij wat armslag. De meeste boeren willen iets doen om winst te behalen en ik moet juist iets laten. Er moet natuurlijk wel een moment komen dat je kunt oogsten.
De inrichting van die graslanden in de uiterwaarden heeft al in 1700 plaats gevonden. Aan die structuur van sloten en greppels is eigenlijk nooit iets veranderd. Het zijn hele oude graslanden, die op zichzelf al waardevol zijn; ze worden inmiddels zeer zeldzaam.
Bij een moderne melkveehouderij gaat zo’n grasland eens in de vijf tot tien jaar op de schop om maar meer productie te halen. Dan komen er nieuwe grassen van hybride rassen als Engels raaigras en andere diploïde soorten waarin genetische veranderingen hebben plaatsgevonden. Hier zou het land er heel schraal door worden. Dat heeft hier gelukkig allemaal niet plaats gevonden en daardoor zijn deze graslanden heel zeldzaam. De grassoorten die hier staan, hebben zich door de jaren heen aangepast aan deze omgeving. Ze staan er al heel lang en wortelen diep. Ze hebben niet zo gauw last teveel vocht of van droogte. Als boer heb je door het beheer een enorme invloed op het landschap en zijn verschijningsvorm.”
“De gronden van de hoge en de lage gradiënt zijn beide renderend. Ik haal het gras er kostenneutraal af, maar ik heb ook nog een stal. Tussen wat ik rendeer en wat ik betaal aan pacht zit wel wat bandbreedte, waar ik wat mee kan spelen. We hebben hier pension-paarden en vleeskoeien van een sober ras, die dat gras eten. Het gras wordt omgezet in waardevol vlees, zonder dat ik soja nodig heb uit Zuid-Amerika. Zo krijg je een gemengd bedrijf. De ene tak eet de andere tak niet op, maar er is een synergie; je hebt dan een stapelend effect. Van de koeien alleen kun je niet een stal betalen, maar in combinatie met natuurbeheer krijg je een ander verhaal. De mest heb je nodig om de mineraalstroom op je bedrijf te regelen. Die mineralen moeten weer aangevuld worden en dat doe je via de uiterwaarden. Het is het traditionele patroon tussen wat van oorsprong, voor het kunstmesttijdperk, altijd al zo geweest is. Het zit complex in elkaar, maar om die reden probeer ik de regels naar mijn hand te zetten. Als je intuïtief weet dat je ideeën goed zijn en je initiatief kunt nemen dan zoem je in en zie je mogelijkheden. Het lijkt heel vanzelfsprekend om zo te boeren, maar het is toch heel bijzonder.”
Dit verhaal is vastgelegd in de periode 2016-2018 door vrijwilligers van de Oral History Werkgroep Gelderland, de Bekenstichting en de Museumfabriek Winterswijk. Mede gefinancierd door Waterschapsfonds Gelderland.
Marianne Poorthuis, CC-BY-NC
Leven met water in Gelderland
Industrie
Landbouw
2000-nu
1950-2000
Rheden
Arnhem e.o.