Er waren eens een strohalm, een kooltje vuur en een boontje. Ze zouden samen eens gaan wandelen. Toen zij een heel eind gewandeld hadden, kwamen zij o eens voor een sloot en wisten maar niet hoe er over te komen, want er over te springen, daarvoor was de sloot te breed.
Eindelijk riep het strohalmpje: "Ik weet goede raad. Ik ga over de sloot liggen, dan kan het kooltje vuur en het boontje beurt voor beurt over mij heen lopen, dan trekken jullie mij samen weer naar de kant en kunnen wij verder wandelen."
Zo gezegd, zo gedaan. Het strooitje lag over de sloot en het boontje bleef aan de kant staan terwijl het kooltje vuur er over ging. Maar toen het kooltje vuur er midden op was, begon het strooitje te branden en vielen beide in het water. Toen het boontje dat zag begon het zoo vreselijk te lachen dat zijn buik barstte. Het ging toen naar een smid, die het een zwart plaatje op den buik sloeg. Nu was het boontje weer heel, maar nu hebben ook alle boontjes een zwart stipje.
Bron: Verhalenbank Meertensinstituut.