Op 14 oktober 1944 werd een deel van de Zutphense binnenstad verwoest. Het stationsgebouw werd zwaar beschadigd. Het was de bedoeling van geallieerde bommenwerpers de IJsselbrug te verwoesten en daarmee de aanvoer van troepen en wapens voor de Duitse bezetters richting Arnhem te blokkeren. Maar de bommen vielen totaal verkeerd. Jan Kreijenbroek (banketbakkerszoon) maakte het als kind mee en vertelt erover.
"Op die zaterdag rond kwart voor vier ging het luchtalarm. Dat gebeurde vaker en wij jongens wisten dat we een schuilplaats moesten zoeken, liefst thuis, maar bij vriendjes of in de openbare was ook goed. We speelden aan het eind van het Spoorstraatje dus renden wij naar huis. Mijn broer liep naar mijn moeder die in de winkel met enkele klanten stond te praten. Ik bleef staan in de deur van het Spoorstraatje. Opeens een gierend geluid met een harde knal erachteraan. Mijn vader kwam van boven de trap afstormen en riep: Naar de kelder, er vallen bommen.
In de kelder zaten mijn broer en ik dicht tegen vader en moeder aan. Ook de bovenburen waren hier en de klanten uit de winkel en enkele passanten. Het hele huis schudde op zijn grondvesten en er hing een heel intense stoflucht. Tussen de beide aanvalsgolven ging iemand even boven kijken en meldde dat heel veel ruiten kapot waren. Na een goed kwartier kwam het sein veilig en konden we weer naar boven.
Ons hele pand had bijna geen ruit meer. Op de eerste verdieping was het plafond van stucwerk met riet naar beneden gekomen. Hier konden we niet meer wonen. Vader moest naar de post van de luchtbescherming om hulp te verlenen. Gelukkig voor mijn moeder kwamen enkele bekenden helpen de ramen provisorisch dicht te maken met planken en kastdeuren uit het huis.
Een bekende uit Warnsveld bood ons gezin onderdak aan voor de nacht. Ik liep eerst nog met mijn opa - die vanuit Eefde naar ons toe was gekomen - een eindje de Rozengracht op. Mijn vertrouwde omgeving was letterlijk veranderd in een puinhoop. Die aanblik vergeet ik nooit. We bleven een paar nachten in Warnsveld en gingen toen naar de grootouders in Lochem. In januari kon vader een paar kamers huren op de Boompjeswal. In juli 1945 waren we weer in ons eigen huis.
Er waren meer dan honderd doden en honderden gewonden die met handkracht uit de puinhopen bevrijd moesten worden. De doden werden naar de Walburgiskerk gebracht voor identificatie en inkisten. Dat was hard werken voor de timmerlui. Een deel van de slachtoffers kwam in een massagraf, de rest elders. Drie personen kon men niet identificeren en acht werden vermist. Daarover kwam ook later geen duidelijkheid.
Een grote groep mensen heeft hulp verleend in de periode 1940-1945 als lid van de Luchtbescherming, de Technische Noodhulp, het Rode Kruis, Brandweer en Politie. Ook de beide ziekenhuizen met hun artsen en verplegers. Allen verzorgden de gewonden, haalden mensen onder het puin vandaan, zagen veel ellende en moesten die zelf ook verwerken. Nazorg bestond toen nog niet.
Elk jaar op 14 oktober wordt in Zutphen het bombardement op de binnenstad herdacht en daarbij is de hoogste groep van de Jan Ligthartschool, de adoptieschool, aanwezig."
Ina Brethouwer, Werkgroep Oral History Gelderland, CC-BY-NC
Getuigen van de oorlog
Personen
Tweede Wereldoorlog
1900-1950
Zutphen
Achterhoek