De fruitteelt in Gelderland kent een lange geschiedenis die teruggaat tot in de Romeinse tijd. Alhoewel het rivierengebied tegenwoordig nog steeds bekend staat om haar prachtige boomgaarden, heeft de fruitteelt hier nooit grote vormen aangenomen. Boeren teelden veelal op kleine schaal en afzonderlijk van elkaar. Echte grootschalige fruittelers heeft Gelderland niet gekend. Maar dat betekent niet dat fruit los staat van de Gelderse maakindustrie. In tegendeel; de vruchten van het rivierengebied waren een essentieel onderdeel van de conservenindustrie in Gelderland.
Al eeuwen wordt er in Gelderland fruit verbouwd. In de Middeleeuwen was het telen van fruit vooral een aangelegenheid voor kasteelheren en kloosterlingen. In latere tijden gingen ook steeds meer boeren een deel van hun boerderij gebruiken voor fruitteelt. Deze trend versterkte tegen het einde van de negentiende eeuw. Goedkoop graan vanuit Amerika zorgde er destijds voor dat de prijzen van Europese landbouwproducten sterk daalden. Boeren hadden het zwaar. De slechte vooruitzichten in de traditionele akkerbouw zorgden ervoor dat boeren op zoek gingen naar alternatieven. Zodoende kwam de fruitteelt in het rivierengebied tot bloei.
Het grote aanbod aan kwalitatief goed fruit uit de regio heeft zeker invloed gehad op de Gelderse industrie. Het idee om het bederfelijke fruit te conserveren werd rond het begin van de twintigste eeuw steeds vaker gepraktiseerd. Twee van de bekendste en meest langdurige voorbeelden van Gelderse fruitverwerkingsbedrijven waren Maatschappij de Betuwe en Taminiau Elst Overbetuwe (TEO). Zowel TEO als Maatschappij de Betuwe zijn opgezet aan het einde van de negentiende eeuw. Beide bedrijven zijn zelfstandig gebleven tot in de twintigste eeuw, waarna ze zijn overgenomen door buitenlandse bedrijven.
TEO, sinds 1901 gesitueerd in Elst, richtte zich op het vervaardigen van vruchtenwijnen en –sappen. Maatschappij de Betuwe legde zich aanvankelijk toe op de productie van siroop voor in de koffie. Na een aantal jaar introduceerde het bedrijf het Engelse product jam op de Nederlandse markt. Dit viel zeer goed in de smaak en de vraag naar jam bleef – zelfs tijdens de Eerste Wereldoorlog – constant. Na 1919 krijgt Maatschappij de Betuwe te maken met concurrentie vanuit Amerika. Om zich beter te onderscheiden en de consument meer aan te spreken riep het bedrijf daarom tegen het einde van de jaren dertig Flipje in het leven. De bekendheid van het ‘Fruitbaasje van Tiel’ heden ten dage, laat zien hoe effectief deze aanpak is geweest.
Flipje en Streekmuseum Tiel
Fruitmasters
Fruitcorso Tiel
Foto: Een boer in een Betuws landschap. Bron: Flipje en Streekmuseum, Tiel.
Lian van der Zon, CC-BY-SA