Jan Jansen heeft als acht á tienjarige in de jaren 30 vanuit Valburg enkele keren deelgenomen aan de Betuwse Bloesemprocessie naar Renkum. Wat hem daarvan is bij gebleven vertelt hij hier.
“We waren al zover dat we gingen fietsen en dat met de fiets konden doen. Ik dacht dat ’s middags om drie uur daar de processie was. Het was niet ’s morgens in ieder geval, want dan moesten we eerst naar de kerk hier. Ja, daar was gewoon een mis om 10.00 uur of om 8 uur, geloof ik. En na die mis, dan ging je eten natuurlijk, en dan gingen we naar Renkum toe. Dat was op de middag. Dan kwamen de bussen allemaal en die kwamen de bruidjes ophalen, die waren nog wat kleiner en konden schijnbaar niet fietsen of zo. Je zat toch al gauw een half uur á drie kwartier op de fiets. Wij gingen hier vanuit Valburg over de spoorlijn en de binnenweg, de Stationstraat, en dan kom je op de weg naar Homoet, de Logtstraat, langs het kasteel Schoonderlogt. Dan moest je door het dorp Heteren. Bij de kerk ging je naar boven. En dan ging je dat stukje dijk op en daar stond ergens een molen. Die molen is met de oorlog weggegaan. Vanaf de dijk ga je naar beneden en dan kon je zo naar de pont. Meer wegen waren er niet.”
“Voor ons was het een fluitje van een cent om daar effentjes naar toe te fietsen. Natuurlijk. Met een stelletje kwajongens. Met vrienden gingen we, en wij fietsten in een keer daar naar toe. Ieder had zijn eigen clubje waarmee je fietste. Alleen maar jongeren. Misschien dat er nog bij zijn geweest dat de ouders meefietsten met de jongens, dat kan natuurlijk. Want je kwam elkaar toch wel iedere keer weer tegen. Als je stopte, dan zal je wel geravot hebben, denk ik. We zijn niet biddend daar naar toe gegaan. Dat geloof ik niet. Meisjes zag je niet zoveel, want die meisjes waren meestal bruidje en die gingen met de bus. En daar was ook een leeftijdverschil natuurlijk: de bruidjes waren kleiner dan wijzelf. Maar ik weet, mijn zusters die waren bruidje en die werden netjes met de bus opgehaald. En die werden naar de pont gebracht en dan moesten ze met de pont over en gingen daarna lopend naar de kerk.”
“Ik heb wel mensen gekend die ook liepen. En die gingen dwars door het veld heen. Die gingen dan helemaal binnendoor. Die gingen helemaal door het weiland heen en dan kon je achterlangs waar je nu ook nog het industrieterrein hebt in Heteren. Op die hoogte kwam je dan uit. Daar was geen pad, daar kon je gewoon lopen. Want wij hadden daar ook een weiland met koeien. En daar was een hele moeilijke weg, niet verhard. En dan stond er een hek en dan kon je niet verder. En dan moest je het hek losmaken en dan moest je er door lopen, het hek weer sluiten en de andere kant kon je er weer uit, en dan kwam je bij de Linge terecht. Daar waren vroeger twee riviertjes, ‘twee zegen’ noemen wij dat hier, en dat is allemaal veranderd. Een dubbele rivier was daar en daar lagen dan bruggetjes over.”
“Bij de pont daar moest je wachten totdat de pont kwam en dan kon je overvaren. Dan werd die pont volgestouwd en je ging over en dan liep je daar vandaan naar de kerk. Dat was even naar boven lopen. Bij de steenfabriek, die was daarbij, stopten de bussen en dan konden de bruidjes uitstappen en die gingen dan gezamenlijk de pont op. Maar daar waren maar een paar bussen hoor. Eén of twee. Je liep gewoon naar de kerk, niet opgesteld, gewoon op eigen gelegenheid dus. Misschien dat de groep bruidjes bij elkaar bleef.”
“Voor de kerk was een plein en de fiets die kon je daar wegzetten. Bij de kerk werden we bij elkaar verzameld en de bruidjes moesten apart gaan zitten en de anderen moesten gewoon in de kerk plaatsnemen. Zo zie ik het nog. Wij zaten op banken en maakten de dienst gewoon mee. Ik geloof dat we gewoon konden gaan zitten. Ik kan me ook nog in denken dat één van beide ouders er bij is geweest. Daar werd er een kerkdienst gehouden en daarna was er een omdracht van het Mariabeeld rond de kerk. We gingen naar buiten en het beeld werd meegedragen en bij bepaalde plekken werd dat neergezet en daar werden die bloesemtakken neergelegd, voor zover ik weet. Die hadden die bruidjes bij d’r. Wij gingen niet met die bloesemtakken op de fiets. Ik meen dat die bruidjes voorop gelopen hebben.
Ik kan niet zo zeggen wat ik toen gedacht heb. Wat weet je daar nou van als je een jaar of acht, negen bent, en je loopt daartussen. Daar is mij geen beeld van blijven hangen, want ik ben niet anders dan een andere jongen. Na de kerkdienst en de processie door de tuin heen stapten we weer op de fiets en gingen we weer op huis aan. Het zal wel aan het einde van de dag geweest zijn. Ik denk een uur of 17.00 of 18.00 uur. Ik denk dat de rit toen nog erger was als de kerkdienst mee te maken. Je moest allemaal op elkaar wachten natuurlijk, de bruidjes moesten weer verzameld enzo.”
“Het kwam één keer in het jaar voor, in het voorjaar, in de bloesemtijd. Ik dacht wel waar komt het vandaan, hoe komen ze bij de Betuwse Bloesemprocessie, want in Renkum kende ze die bloesem helemaal niet. Ik geloof achteraf dat het een eerbetoon was of een vraag aan Maria voor een goede oogst of zo en dat dat de reden is dat het opgericht is. Het is volgens mij maar een korte periode geweest. Alleen voor de oorlog. Maar we moesten wel altijd daar naar toe, dat weet ik wel. Wij moesten ook altijd veel naar de kerk. Iedere morgen gingen wij naar de kerk, voordat wij naar school gingen. En zondags altijd naar de kerk. En ’s zondagsmiddags naar het lof en zaterdagsavonds naar het lof. Het zat diep. Want ik weet nog het was pastoor van de B. en wij kregen zangles voor het kerkkoor, het knapenkoor. Daar zat ik dus ook bij. En dat was tussen de mis ’s morgens en dat de school begon moesten wij nog even repeteren op koor, want daar stond het orgel. En daar zat een valse stem bij en dus kon Jan meteen naar huis gaan. Dat is me altijd bij gebleven. Dat ik met de tranen in de ogen van de trap af kwam. Hij had niks aan mij dus hij stuurde me gewoon naar huis toe.”
“Er waren ook mensen van andere dorpen, maar niet van de benedendorpen. Maar wel hiervan Valburg, Elst, Herveld. En misschien Randwijk en dat gedeelte dat hier een beetje aan grenst. Van Elst kwamen er ook, maar die gingen niet met ons mee. Wij gingen apart. Van Herveld, Andelst, Valburg, en dan Randwijk, en dan hield het op. Want verder was het allemaal Nederlands Hervormd en die gingen niet naar Maria toe. Van Herveld kan ik me nog herinneren dat de bruidjes met de bus kwamen. Maar van de Boven Betuwe, waar mijn vrouw vandaan komt, niet denk ik. In Gendt, daar was de Gendtse Omdracht. De Huissense Umdracht die is er nog steeds en daar gingen wij ook naar toe. Daar ben ik met mijn moeder ook wel eens geweest. Bij de Gendtse Omdracht gingen ze over de straat. Hier mocht dat niet. Maar daar was alles katholiek, daar mocht dat wel. Bij de Gendtse Omdracht ging het vanuit de parochiekerk met het hemeltje erbij, want de vader van mijn vrouw was hemeldrager, noemden ze dat. En daar liepen ze dus onder en dan gingen ze naar de steenfabriek en daar was vroeger een kapel.”
Jeanne van Poppel, Erfgoed Gelderland, CC-BY-SA