'Men loopt daags in smerig werkplunje en wordt opgejaagd door hondsche sabelsleepers. Is het niet begrijpelijk, dat de soldaten zichzelven vergeleken met ballingen? Deze buiten de maatschappij gestotenen hadden een leven, dat herinnerde aan de toestanden, waarin de slachtoffers van het Russisch Tsarisme verkeerden. Een tweede Siberië, een Duivelseiland, dat was de Harskamp.' zo meldde G.J.M. van het Reve (1892-1975) onder het pseudoniem Vanter in de communistische krant De Tribune.
Van het Reve was een van de soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog jarenlang verplicht gemobiliseerd waren. In 1918 sloeg te Harskamp de vlam in de pan. Het intrekken van de weekendverloven en het inkrimpen van de rantsoenen in combinatie met het maken van lange en vermoeiende marsen waren de belangrijkste oorzaken van de opstand. Revolutionaire idealen hadden de meeste mannen daar niet bij. Ze begonnen met het opzuipen van de drankvoorraad. De rellen breidden zich uit toen barakken in brand werden gestoken.
De Tribune schreef: 'Op bevel der officieren werd op de wegvluchtenden geschoten. Dit vuren bleef echter niet onbeantwoord. De vluchtende soldaten hadden zich eveneens van hun geweren en scherpe patronen voorzien, zoodat van alle kanten terug werd geschoten. De kogels vlogen in het rond en het mag zeker een wonder heeten, dat zooals later bleek, er dooden noch gewonden zijn gevallen.'
Bron:
Verder lezen:
Dit verhaal hoort bij het project Militairen op de Veluwe.
René Vossebeld, CC-BY-NC