Het kerkgebouw is een driebeukige basilikale kruiskerk, ter lengte van twee en een halve travee, voorafgegaan door de toren. Aan weerszijden van het priesterkoor sluiten lage zijkapellen aan. Tegen de oostzijde van de toren, in het verlengde van de rechter zijbeuk, bevindt zich een doopkapel. Tegen de westmuur van de toren staat een traptoren.
De kerk werd gebouwd in neogotische stijl naar ontwerp van architect C. Weber. De kerkbouw
werd gefinancierd uit de nalatenschap van Wilhelmina en Maria van Welie. Wilhelmina overleed in
1881 en haar zuster stierf in 1890, waarna direct met de bouw van kerk en pastorie werd begonnen.
De kerk verving de Waterstaatskerk uit 1833 die westelijk aan de Koningstraat, op de hoek van de
toenmalige Molenweg stond.
Al tijdens de bouw begon de toren verzakkingsverschijnselen te vertonen. De bouwers hadden
verzuimd te heien en de fundamenten voldeden niet. Er moesten alsnog 70 palen geheid worden.
Ze werden onderling verbonden en de fundering werd verzwaard. Door deze tegenslag raakte het geld
op en werd de toren niet verder dan de nok van de kerk opgetrokken. Er kwam geen spits op en dat is
sindsdien zo gebleven. Een houten angelustoren op de viering (het kruispunt van de lengteas van het
schip en de lengteas van de twee zijvleugels) met een spitse naaldbekroning vormt het hoogste punt.
De kerk bezit een eikenhouten Piëta, een beeld van het dode lichaam van Christus dat steunt op de
rechterknie van Maria. Het beeld uit circa 1520 wordt toegeschreven aan Hendrik Douverman.
Het beeld staat nu in het Valkhofmuseum in Nijmegen waar het in bruikleen is gegeven.
Het kerkorgel werd in 1851 door de orgelmakersfamilie Smits uit De Reek voor de eerdere
waterstaatskerk vervaardigd, maar in 1895 door de Winssense orgelbouwers Gebroeders Gradussen in
deze kerk geplaatst. Er werd bij de plaatsing zoveel aan veranderd, dat het nu als een Gradussenorgel
wordt beschouwd.
Het interieur van de kerk is alleen op afspraak te bezichtigen.
Drutense monumenten
Landschap
1800-1900
Druten
Rijk van Nijmegen