De infrastructuur van Putten veranderde enorm in de loop der tijd. Van zandpad tot klinkerstraat, van spoorlijn tot snelweg.
De middeleeuwen kenmerkten zich door stank in de steden en de haast onbegaanbare wegen op het platteland. In Gelre had de landheer, de graaf en later de hertog, de zeggenschap over de zogenaamde Heerenwegen. De hertog moest de veiligheid waarborgen om "alle ghewelt te keeren". Putten kent veel wegen die in oost - west richting lopen. Zij verbinden de buurtschappen aan de oost- en zuidkant van het dorp met de heidevelden en de bossen en met de hooilanden aan het Flevomeer, de latere Zuiderzee.
Veel brandhout, heideplaggen, humus en strooisel voor de stallen werd over de zandwegen per paardenwagen naar de boerderijen in Huinen en Halvinkhuizen vervoerd. Vanaf de lage hooilanden in de polder werd hooi naar de hoger gelegen boerderijen gebracht. De heidevelden en de bossen enerzijds en de lage hooilanden anderszijds vormden de basis voor het boerenbedrijf.
In de Gouden Eeuw was de Arnhemse Karweg een zeer belangrijke handelsroute. Vanuit Harderwijk, via Arnhem, trokken de handelslieden met hun waren naar Westfalen in het Duitse Rijk. Omgekeerd kwamen veel marskramers en Tödden met hun negotie en kledingstukken naar ons land. Via de Hessenwegen kwamen ze ons land binnen. Vaak moesten ze onderweg bij de tolhuisjes tol betalen. De Hessenwegen meden vaak de dorpen om te voorkomen dat de Duitse kooplui de lokale middenstand concurrentie zouden aandoen. anuit het Putter- en Sprielderbos liepen de nodige wegen via de Putter eng naar de laad- en losplaats bij Nulde.
Veel bosproducten, zoals brandhout, eek, boomschors van de eik, voor de leerlooierijen in Noord-Brabant en bosbessen en paddenstoelen werden over het water naar de grote steden in het westen en naar het zuiden vervoerd.
De stadhouder-koning Willem lll (1650 - 1702) bouwde het jachtslot Het Loo bij Apeldoorn uit tot een klein Versailles. Hij organiseerde grote jachtpartijen en daar had hij lange rechte wegen voor nodig om in de bossen te jagen op grof wild. In Putten werden dat de Oude en de Nieuwe Prinsenweg.
Veel wegen waren eeuwenlang onverhard. Pas in het begin van de negentiende eeuw zijn soms grind, leem en keien gebruikt als verharding. De eerste klinkerweg in ons dorp is de Zuiderzeestraatweg die in 1831 is aangelegd, gevolgd door de Voorthuizerstraat in 1858. Vele wegen zijn nog lang onverhard gebleven.
Een grote verbetering voor de ontsluiting van Putten was in 1863 de aanleg van de spoorlijn Amersfoort - Zwolle. Toeristen kwamen per trein naar het dorp voor de bossen en de heidevelden voor de zuivere lucht. Ook mensen met tuberculose kwamen daarom naar herstellingsoorden en pensions in ons dorp om te kuren.
In 1936 is de Nieuwe Rijksweg, nu inmiddels Oude Rijksweg, aangelegd van betonelementen. Na de Tweede Wereldoorlog zijn steeds meer wegen binnen en buiten de bebouwde kom verhard. In 1967 is de snelweg A28 aangelegd langs de Puttense kust. Deze vormt sindsdien een goede verbinding met de andere delen van ons land.
Dit verhaal is onderdeel van de canon van Putten. Het volgende venster is hier te vinden.