Harderwijk is vooral bekend geworden als Zuiderzeestad. Harderwijk en de Zuiderzee hoorden als een soort Siamese tweeling bij elkaar. Harderwijker vissers verdienden hun geld op die zee. In de middeleeuwen voeren de Harderwijker koggen via de Zuiderzee en de Noordzee naar het Oostzeegebied en naar Engeland. De zee betekende een extra en vrij toegankelijke verbinding met de buitenwereld. De zee gaf handel en leven in de stad.
Het Zuiderzeetijdperk eindigde op 28 mei 1932. Toen werd het laatste gat in de Afsluitdijk gedicht. De Zuiderzee veranderde in het IJsselmeer. Het duurde vijf jaar voordat het IJsselmeerwater helemaal zoet was. Dat betekende niet meer in zout water op haring, ansjovis, spiering, garnalen en bot vissen. Voortaan werden paling en snoekbaars binnenboord gehaald.
Het IJsselmeer werd in snel tempo behoorlijk kleiner. Aan het eind van de jaren dertig begon de inpoldering van de Noordoostpolder: 48.000 hectare vruchtbaar nieuw land (1937-1942). Eilanden als Urk en Schokland werden voortaan vasteland. Daarna gingen de inpolderingen door. In 1950 begon de aanleg van Oostelijk Flevoland (54.000 hectare, gereed in 1957) en in 1959 van Zuidelijk Flevoland (43.000 hectare, gereed in 1968).
Iemand die zich met hand en tand tegen de afsluiting van de Zuiderzee verzette, was Eibert den Herder (1876-1950). Op de Scheepssingel, naast het stadhuis, staat het kunstwerk Zuiderzeegezicht, helemaal gewijd aan deze bijzondere Harderwijker. De enorme hoed is bedoeld als een symbool voor de zorg die hij had voor Harderwijk en de Zuiderzee. Groene marmeren platen vormen een plattegrond van de Zuiderzee. De grote lijst herinnert aan de schilderijen van de visserij en de schepen van de Zuiderzee die hij maakte.
Den Herder heeft tal van brochures tegen de afsluiting geschreven. Hij probeerde leden van de Tweede Kamer te bewegen tegen de afsluiting te stemmen. Voor eigen rekening produceerde hij de beroemde Zuiderzeefilm, een loflied van drieëneenhalf uur op zijn geliefde zee. Hij sprak over de gevaren van de afsluiting, namelijk veel hogere waterstanden tijdens zware stormen. In 1943-1944 schilderde hij in een maand of zeven ongeveer tachtig schilderijen met vissersschepen en vooral met oude vistechnieken. Het was een soort eerbetoon aan de verdwenen zee.
Toen Den Herder zag dat zijn strijd verloren was, adviseerde hij de stad Harderwijk voortaan flink wat kaarten op het toerisme te zetten. Hij was bestuurslid van de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer (VVV). Al in 1926 startte hij een toeristische bootdienst van Amsterdam naar Harderwijk, bekend als de Holland-Veluwe-Lijn. Kortom, Eibert den Herder heeft veel voor Harderwijk betekend. Zijn zoons zetten dat werk voort. Zoon Frits begon na de dood van zijn vader met het verzamelen van zeezoogdieren en kan als grondlegger van het Dolfinarium worden beschouwd.
De Harderwijker visserij is vrijwel ter ziele, maar dat ligt niet zozeer aan de afsluiting van de Zuiderzee. Een plaats als Urk is bepaald niet armlastig geworden toen de zee verdween. Het tegendeel is waar, de Urkers zijn op de Noordzee, en later nog verder, gaan vissen met moderne en grotere vissersschepen. De Harderwijker vissers staakten feitelijk de strijd om het vissersbestaan en kozen voor andere beroepen.
Overigens bracht de inpoldering Harderwijk niet alleen nadelen. We hebben er het Wolderwijd en het Veluwemeer aan te danken. Bij het droogleggen van de Noordoostpolder maakte men namelijk de fout het nieuwe land direct te verbinden met het oude land. Dat leidde tot een veel lagere grondwaterstand waardoor huizen verzakten en de landbouwgrond ging inklinken. Toen heeft men geleerd om bij dergelijke inpolderingen voortaan randmeren aan te leggen. Een prettige bijkomstigheid was dat die waterplassen ruime recreatiemogelijkheden boden.
Dit verhaal is onderdeel van de canon van Harderwijk. Het volgende venster is hier te vinden.