De grond in Overasselt is in de middeleeuwen vooral in bezit van het klooster Graefenthal bij het Duitse Goch en de abdij van Saint-Valéry-sur Somme in Noord-Frankrijk. Landjonkers nemen deze gronden in de zeventiende eeuw over en stichten er havezaten, versterkte hoeven, op. De geschiedenis van het Huis te Overasselt is nog deels in nevelen gehuld. De naam wordt ook gebruikt voor een havezate aldaar.
Het is gissen of er al vóór de zeventiende eeuw een versterkt huis van een edelman in Overasselt stond. In Gelderse leenakten in de zeventiende eeuw wordt vermeld dat de ‘adelijcke havesaet’ te Overasselt op 1 mei 1672 door de Fransen in brand is gestoken. Dit kan slaan op het Huis, maar ook op het kasteel van Johan van der Moelen en zijn vrouw Mechteld van Randwijck aan de Kasteelsestraat. In dat jaar begint de Hollandse Oorlog (1672-1679) met de inval van de Fransen in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Frankrijk streeft voor de uitbreiding en verdediging van zijn macht naar natuurlijke grenzen, zoals bijvoorbeeld de Nederrijn.
Er zijn in die tijd drie bouwhoven die tot het Huis te Overasselt behoren: het Duyfhuys aan de Schoonenburgseweg, de Bakelaar in de buurt van de Garstkampsestraat en de Hoogstraat, en de Meulenberg aan de Oude Kleefsebaan. In 1677 dragen Jan van der Moelen en zijn vrouw Mechteld van Randwijck het Huis te Overasselt over aan de Staten van Gelre. Dat doen ze eveneens met de havezaten Sleeburg en Schoonenburg en ze ontvangen al deze goederen in leen van de Staten van Gelre.
Na de verwoesting door de Fransen in 1672 wordt het afgebrande huis te Overasselt niet meer opgebouwd. De precieze plaats is niet bekend, maar mogelijk stond het huis bij de Hervormde Kerk ten noorden van de Hoogstraat. In een kadastraal minuutplan van rond 1820 staat de oudste locatie van het Huis te Overasselt, althans het veronderstelde restant in de vorm van een vijver. Een begrenzing van het oude bezit is alles wat nog overgebleven is.
Bronnen:
Ben Boersema, Erfgoed Gelderland, CC-BY