In 1971 opende de eerste abortuskliniek haar deuren in Arnhem: het Mildred Rutgers Huis. Abortus was in die tijd nog steeds strafbaar, de Arnhemse kliniek werd gedoogd.
Vanaf 1963 werd abortus langzamerhand wel meer bespreekbaar. Ondanks dat abortus illegaal was, werd de ingreep duizenden keren per jaar uitgevoerd. Vrouwen namen hun toevlucht tot primitieve en gevaarlijke middelen. Ze lieten zich bijvoorbeeld van een trap vallen of gingen naar illegale aborteurs die hen behandelden met een breinaald of zeepspuit. Tussen 1963 en 1967 vragen artsen aandacht voor abortus als sociaal probleem. Door de nieuwe openheid rond seksualiteit en voortplanting moesten artsen zich herbezinnen op het vraagstuk. Zij beseffen dat als vrouwen de zwangerschap echt niet willen, zij de weg naar de illegale aborteur wel weten te vinden, met alle gevolgen van dien. Vrouwen kunnen tot op de dag van vandaag terecht in het Mildred Rutgers Huis. Hoewel er tegenwoordig minder controverse over abortus bestaat, is de discussie tussen voor- en tegenstanders nog niet verstomd.