Gerard van Hasselt groeide samen met zijn oudere broer Johan Conrad (1749-1804) – een ouder zusje werd slechts één jaar – op in het ouderlijk huis aan de Oeverstraat te Arnhem in een welgesteld en intellectueel milieu. Hij studeerde rechten.
Het jaar 1795, als Van Hasselt 43 jaar oud is, brengt hem weinig goeds. Bij de omwenteling verliest hij al zijn openbare ambten. In de nieuwe politieke orde is voor Van Hasselt en andere Oranjeaanhangers geen plaats meer. Tot aan het overlijden van Willem V op 9 april 1806 blijft hij wel de historieschrijver van de prins. Zijn huis in de stad Arnhem wordt door de Franse soldaten geplunderd. Hij trekt zich terug op Daalhuizen en gebruikt zijn tijd om te studeren, zijn collectie uit te breiden, een waar achttiende-eeuws rariteitenkabinet én voor Daalhuizen.
Aanvankelijk weigerden de Oranjegezinde Van Hasselt om openbare functies te bekleden zolang de patriotten, de Fransgezinden, de dienst uitmaakten. Maar toen de Oranjes vanuit hun ballingschap toestemming gaven aan hun aanhangers om openbare functies te bekleden, nam Gerard van Hasselt in 1802 de baan van 'Charterbewaarder van Gelderland' (een soort eigentijdse archivaris) aan. Hij wordt per 1 juli benoemd tegen een vergoeding van 600 gulden per jaar. Op 28 december 1803 wordt hij Auditeur van de Auditiekamer in Gelderland, een soort accountant, met een salaris van 700 gulden.
Toen koning Lodewijk, de broer van Napoleon, op 23 juni 1806 de regering aanvaardde, werden beide vergoedingen gehalveerd. Napoleon, die in 1810 hier keizer werd, vond de beloning nog veel te ruim en reduceerde die tot nul. Dat was voor de archivaris reden om het voor gezien te houden en zich terug te trekken op zijn landgoed Daalhuizen te Velp.
Het archief was in Van Hasselts tijd nog niet openbaar. Eén van zijn bevoegdheden was het bepalen of iemand al dan niet toestemming kreeg om de archieven te raadplegen. Over de eerste archivaris werd verschillend gedacht. "Een heel ijverig man die tijdens de korte periode dat hij archivaris was enorm veel heeft gepubliceerd", aldus de latere archivaris, dr. F. Keverling Buisman. Van Hasselt had echter een wat achterhaalde opvatting over het archiveren. Hij schreef veel, maar gooide de archiefstukken die hij voor zijn artikel gebruikte na publicatie weg of liet ze inbinden met zijn aantekeningen.
"Dergelijk gedrag zou nu strafmaatregelen tot gevolg hebben!", vertelt Keverling Buisman. Van Hasselt redeneerde: Ik heb de archiefstukken gezien, ze zijn door mijn handen geweest. Dus nu kan ik ze rustig weggooien. Daarbij moet bedacht worden, dat de archieven tijdens Van Hasselts leven, vooral voor en vlak na de Franse tijd, met veel minder zorg werden omringd en voor een groot deel niet geordend waren. Veel archiefstukken lagen als oud vuil her en der verspreid. Van Hasselt zag zijn werk dan ook als een soort reddingscampagne, temeer daar hij ontdekte dat veel boeken die hij onder ogen krijgt half gesloopt en door vocht en schimmel zijn aangetast.
Zie ook: Biografisch Woordenboek van Nederland.
Nelleke den Boer-Pinxter, CC-BY-NC
Personen
1800-1900
Rheden
Arnhem e.o.
Het Verhaal van Gelderland