Mevrouw Riek van Essen is op 10 maart 1932 geboren in een eenvoudig huisje in Nijkerkerveen. In 1940, toen de Duitse inval begon, moest het gezin evacueren. De ontruiming van onder andere Nijkerk was namelijk onderdeel van een plan om de Duitse opmars te belemmeren. Duizenden mensen en vee vertrokken richting Harderwijk en Putten. Het gezin Van Essen kwam terecht in kasteel de Vanenburg in Putten. Riek was toen acht jaar.
'We gingen in een veeauto van de buurman, die ging altijd met vee naar de markt. Dat was eigenlijk al een weelde, want er was wel een bus, maar niet voor zoveel mensen. De meesten gingen fietsen. Mijn vader ging met de fiets. Wij gingen met mijn moeder in die veeauto. Er gingen bedden mee, dekens mee en pannen mee. Wij dachten dat je dat nodig had, maar je had ook niet zoveel. Uiteindelijk hadden we het helemaal niet nodig, want we zijn heel goed terecht gekomen in Kasteel de Vanenburg in Putten. Dat kasteel was heel bijzonder.
De weg naar het kasteel was heel spannend. Onderweg stopte de auto en dan moesten er mensen uit. Overal waar een beetje plek was, werden mensen ondergebracht. Volgens mij stopten we zelfs bij een school. Maar dan ging de klep weer dicht, want wij gingen naar het kasteel. We boften, want in het kasteel verwachtten ze net pensiongasten. We hebben er dus heel lekker gegeten. We kregen stamppot, wortels met rundvlees en jus. Dat hadden we nog nooit gegeten. In totaal zijn we daar vijf dagen geweest. Al onze koeien waren er ook heen gedreven, want er was veel land om het kasteel. Mijn vader ging elke morgen melken. Die melk ging dan naar de mensen die dat nodig hadden.
We gingen spelen, maar we gingen ook een beetje op verkenning: in de tuin of ervoor, de laan een eindje op. Maar we mochten de laan niet zo ver op lopen. We gingen kijken waar de anderen sliepen, en van de trapleuning glijden. Ja, je kon je eigen er wel vermaken, want het was er zo anders. Wij hadden maar een eenvoudig huisje thuis. In mijn herinneringen hebben we het er eigenlijk heel goed gehad. Ik had ook die zorg niet. Dat hadden mijn ouders natuurlijk wel.
Mijn broertje was één jaar, en die droeg een luier. Tegenwoordig kun je de luiers zo in de vuilniszak doen. Dat was toen niet. Je moest ze wassen. Er waren meer vrouwen in het kasteel, die de luiers gingen spoelen in de gracht. Daar was zo’n vlondertje, en daar lagen ze op de knieën de luiers te spoelen. Dat is niet fris, maar het moest toch een beetje schoon worden. Op de kamer waar wij verbleven was een wasbak. Daar moesten drie gezinnen zich aan wassen, dus daar kon je geen luiers spoelen. Er was wel een bad, maar dat werd gebruikt als bed. Want alles werd besteed. Toen we bij de badkuip gingen kijken, lag daar een meisje in slapen.
We zijn daar vijf dagen geweest. We waren blij dat we weer naar huis gingen. Als je acht bent dan ben je lekker zorgeloos. Maar het maakte wel indruk natuurlijk. Later was ik hier in de buurt een keer op een verjaardag en er was visite en diegene zei, ja maar ik heb daar ook gezeten. Dat wist ik niet meer. In 1956 zijn we weer in Putten terechtgekomen. Er werd wel over die periode gepraat, maar toch, heel veel mensen wilden er niet over praten. Dat was… daar bij die buurvrouw zijn twee zonen meegegaan uit het ouderlijk huis. Maar als je er kwam, later ook, hadden ze het er nooit over. Het was haast te kwetsbaar om over te praten denk ik. Een neef van mij, die woonde in Nijkerk, maar die had zijn meisje in Putten aan de Stationsstraat, die was daar en die is ook meegegaan en nooit meer teruggekomen. Ik weet wel dat mijn tante daar heel erg aan geleden heeft. En dat was met heel veel mensen zo.'
Voor Verhaal van Putten vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in Putten. Dit verhaal over Riek van Essen is geschreven door Marja Zandberg, op basis van een oral history-interview, afgenomen door Lian van der Zon in december 2018.
Marja Zandberg/Erfgoed Gelderland, CC-BY-NC