'Mijn vader wilde geen echt landgoed maar een pinetum’

Eduard Dinger, voormalig eigenaar Landgoed De Dennenhorst

Op het landgoed De Dennenhorst zijn twee opvallende objecten. Er is een pinetum –, een bomentuin met ongeveer 1200 verschillende naaldbomen – en een bijbehorend geheel houten landhuis in chaletstijl (een Rijksmonument).De ontstaansgeschiedenis is bijzonder. Rond 1900 werd het mogelijk om communale – gemeenschappelijke – gronden te verkopen. Notaris Rutgerus Dinger interesseerde zijn broer ir. A.E. Dinger die in Nederlands-Indië werkte om hier stukjes grond te kopen, die dat vervolgens ook deed. Het intieme, nog ‘jonge’ landgoed is nog altijd familiebezit. Kleinzoon A.E. Dinger vertelt dat het landgoed alweer is geschonken aan zijn kinderen.

‘Rutgerus Dinger, de broer van mijn grootvader, begon als kandidaat-notaris onder Van den Ham. Ze hadden dezelfde gedachten, gericht op het belang van de arme Lunterse gemeenschap. Ze hebben veel betekend voor Lunteren. Dinger is heel lang notaris geweest hier. Zelfs toen hij al oud en halfblind was, was hij toch nog steeds notaris. Ik weet nog dat hij aan de hand van zijn vrouw door de Kastanjelaan wandelde en dat tegen hem gezegd moest worden: “Dat is je neef Eduard!” Rutger Dinger zei op een gegeven moment tegen zijn broer, mijn grootvader, die in Nederlands-Indië werkte: “Je moet maar eens hier komen. Er is in Lunteren best een stuk grond te koop en dat is niet duur, want het geheel is sinds kort min of meer in de verkoop.” Toen heeft Rutger Dinger hier een stuk van ongeveer 30 hectare gekocht voor zijn broer. Dat was ongeveer gelijktijdig met de aankopen van notaris Van den Ham voor het Luntersche Buurtbosch. Dat moet rond de eeuwwisseling (1900) geweest zijn.

 

Internatio

Mijn grootvader was toen nog werkzaam in Nederlands-Indië bij de Internationale Handels- en Credietvereniging Rotterdam. Dat is later Internatio geworden en daarna Internatio-Müller en ik geloof dat het huidige Imtech nog de opvolger is van Internatio. Mijn grootvader is als boekhouder naar Indonesië gegaan en heeft daar carrière gemaakt, speciaal vanwege zijn integriteit. Hij is daar geëindigd als Hoofd Agent van Indie. Hij is toen weer naar Nederland gekomen en daar is hij, geloof ik, president-directeur van Internatio geworden. Daar heeft hij goed verdiend en daardoor de mogelijkheid gehad om hier grond te kopen.

Op een gegeven moment (1907, red.) is hij benaderd door een houthandelaar uit Utrecht op één van de herensociëteiten waar hij lid van was, en die zei tegen hem: “Dinger, ik heb een leuk partijtje hout, Noors grenen. Is dat niet wat voor jou om een huis van te bouwen op dat stuk grond dat je hebt gekocht?” Dat vond mijn grootvader wel een goed idee. En dat is dit huis geworden. De oude tekeningen… heb ik gehad, maar volgens mij uitgeleend aan het Gemeentearchief van Ede. Mijn grootvader had niet de bedoeling om hier een landgoed te maken, hij wilde gewoon een zomerhuis. Het had geen enkele verwarming. Deze twee kamers zijn er, volgens overlevering, op het laatst nog bijgekomen, want de aannemer zei: “Ik heb nog een hoop hout over, zullen we nog wat uitbreiden?” Toen wij hier introkken in 1992, vonden we in de dubbele muur nog een plankje met het handschrift van de timmerman die het gebouwd had.

 

Water en elektriciteit 

Mijn grootvader kwam in het weekend en tijdens vakanties hier naartoe. Dan kwamen ze met de trein en met het koetsje van het station naar hier, een koetsje van de stalhouderij bij de herberg van Floor. Als grootvader kwam, werd eerst een grote bak op de zolder vol water gepompt en dan was er dus ‘stromend’ water, alleen in de keuken. Verder ging het dus met kommen en kannen…!Toen later mijn vader (Henri Louis, red.) hier ook kwam logeren tijdens verloven was mijn grootvader ‘modern’ geworden en had elektriciteit laten aanleggen, alleen beneden. Mijn ouders sliepen boven en zeiden: “Waarom niet boven?” “Nou, dat moet je dan later maar zelf betalen!” Mijn vader heeft, toen hij nog in Nederlands-Indië zat, bij het overlijden van mijn grootvader, het huis en de grond geërfd. De twee zusters van mijn vader kregen ook wel een paar stukjes en verder het kapitaal.

 

Nederlands-Indië

Mijn grootvader was helemaal geen natuurmens. De natuurbehoefte kwam helemaal van mijn vader en dat is gekomen doordat hij, vanuit Indië, naar kostschool gestuurd werd in Hilversum. Daar had hij een leraar, die liep door de klas met zijn handen in de zakken en zodra het mooi weer was zei hij: “Vooruit, we gaan naar buiten!” Dan kregen ze echt natuuronderwijs ter plekke. Mijn vader zou later civiel gaan studeren, want hij dacht: “Die bruggenbouwers komen overal in het land.” Totdat iemand tegen hem zei: “Nee jongen, dat moet je nooit doen. Denk dat nou niet, want als je civiel gaat studeren, betekent dat je achter een tekenplank terecht komt en helemaal niet in de natuur. Dan moet je mijnbouw gaan studeren! Alleen om die reden heeft mijn vader mijnbouw gestudeerd en is hij, na zijn studie, zoals zoveel ‘mijnbouwers’ naar Nederlands-Indië vertrokken. Daar is hij ook weer terecht gekomen bij een onderafdeling van Internatio. Mijn twee zusters zijn daar geboren. Zelf ben ik tijdens een verlof van mijn ouders in Den Haag geboren.

Voor die tijd, toen mijn grootvader nog niet overleden was, wilde mijn vader al een verzameling coniferen beginnen, en hij had gedacht dat hij hier wel een stukje grond kon krijgen. Maar zijn vader zei: “Koop dat dan maar van je eigen geld.” Dat heeft even tijd gekost, maar toen heeft hij in 1934, weer via zijn oom notaris Rutger Dinger, 6 hectare hei gekocht, de Kachelhei. Dat stukje hei heette zo, omdat daar veel oude kachels lagen te roesten. Die werden daar gewoon weggegooid. In die tijd werd daar ook nog grind gegraven.

Tijdens zijn verlof in Nederland maakte hij een beplantingsplan voor de tuinbaas, Van Kouterik, en werden de eerste 150 exemplaren besteld. In november 1933 werden de eerste plantgaten gegraven, net voordat hij weer wegging naar Indië. Vanaf de boot heeft hij, per post, nog instructies gegegeven.

 

Diman

Mijn grootvader had al wel gezien dat er onderhoud nodig was voor de tuin. Hij heeft toen het tuinmanshuis laten bouwen, hiernaast. Dat is een stenen huis geworden, wel met dezelfde kleur luiken. Dat was het voor Van Kouterik. Die tuinman was een geweldige dahliakweker. Hij heeft diverse dahlia’s op zijn naam staan. Het enige personeel dat hier vast in dienst was, was hij. Van Kouterik had later ook nog een hulp, Gert Jan van Harn. Gert Jan was een echte stroper. Later werd hij onze jachtopziener. Hij had ook fretten. Ik weet nog dat we in het Pinetum op een konijnenpijp stonden. Er kwamen dertien konijnen uit! Toen nog wel…

Als mijn grootvader hier kwam voor een weekend of vakantie was er altijd genoeg personeel. Of dat mee kwam uit Rotterdam, waar hij toen woonde, of hier uit het dorp, weet ik niet meer. Mijn grootvader had wel vanuit Indië een Indische jongen meegenomen. Diman heette die. Dat was een beetje zijn persoonlijke ‘djongos’ (huisjongen, red.). Die was helemaal gek van mijn grootvader en deed alles voor hem… zijn schoenen …enzovoort. Hij is later dan ook, na het overlijden van mijn grootvader, in de familie terecht gekomen.

Na het overlijden van mijn grootvader heeft de zuster van mijn vader voor Diman gezorgd. Toen hebben ze gezegd: “Diman moet maar weer terug naar zijn geboorteland. Dat kon met enige moeite geregeld worden, want hij was nu min of meer een meneer geworden. Inlanders mochten op de schepen naar Indië niet gewoon in een hut slapen. Dankzij het feit dat mijn grootvader directeur van Internatio was geweest en Internatio een groot aandeel in de Rotterdamse Loyd had, kon hij toch een hut krijgen. Hij moest ook in de tropenkleren gestoken worden. Dat is ook nog een mooi verhaal… Mijn moeder is toen met hem in Den Haag naar een typische tropenklerenwinkel gegaan, ik meen Wulfsen & Wulfsen. Nou, daar werd een pak voor hem uitgezocht. “Het staat uw man goed, mevrouw!” Mijn moeder vond dat schitterend.

In 1938/’39 zou hij vertrekken. Veertien dagen of één week van tevoren. Alles was ingepakt in een hutkoffer, klaar om aan boord te gaan, en toen zei hij: “Nee, ik zeg maar: Stop!...” Na heel lang nadenken had hij besloten: ik ga niet terug. Hij zou daar ook niet meer geaard hebben. Hij is dus gebleven en wij hebben hem ‘geërfd’. Hij was later, kun je zeggen, onze vaste butler.

 

Oorlog

Mijn ouders zijn hier in 1943 permanent gaan wonen toen zij door de Duitsers uit hun huis in Maarssen waren gezet. Toen de oorlog uitbrak waren ze met verlof in Nederland en in mei 1940 was mijn moeder net hier in Lunteren geweest om het zomerhuis weer ‘spinvrij’ te maken. Ze kon nog net door de Grebbelinie heen komen om weer naar Maarssen te gaan. Dat was maar goed ook, want toen de Duitsers invielen was dit huis meteen hun tijdelijk hoofdkwartier. Dat stond al op de Duitse stafkaarten aangetekend. Mijn vader had nog zo’n oud VOC-kanonnetje hier staan en daar had hij een klein affuitje (een onderstel waarop een kanon verreden kan worden, red.) onder laten maken door de timmerman. Dat kanonnetje was wel weg, als oorlogsbuit van de Duitsers.

In de oorlogstijd na het vertrek van de Duitsers hebben we nogal wat families hier in huis gehad. Mensen die weg moesten uit Den Haag, een familie De Visser die wij nog kenden vanuit Indië. Ja, en ook nog de familie Struik uit Arnhem. Die kwamen op de fiets, omdat ze uit hun huis gezet waren en ze wilden graag wat water drinken bij ons. Onze gedienstige vroeg toen: “O mevrouw, ze zijn zo zielig, kunnen ze niet blijven eten?” Zo hebben ze ook een tijdje bij ons gewoond.

Ja, en toen was het hongerwinter geworden. Wij hebben geen honger gehad. Dan kwamen er ook mensen uit het westen. ‘Fourageren’, op de fiets. “Moet je eens kijken wat wij moeten eten”, zeiden ze dan en dan hadden ze bloembollen. Dat wilden wij ook wel eens proberen. Wij zeiden: “Goh. dat is best lekker die bloembollen, een beetje een zoete ui.” Dat was helemaal niet de bedoeling dat wij dat wel acceptabel vonden!

Tijdens de oorlog ben ik één jaar niet naar school geweest. Toen schuimde ik met mijn vriend Frits Gerritsen, de zoon van de dokter, hier rond in onze bossen. En als er weer een locomotief op het spoor kapot geschoten was dan moest je erbij zijn. Eens hoorden we zwaar ronkende motoren en we zeiden: “Dat zijn vast tanks, die moeten we zien.” Wij naar de Boslaan en daar zagen we de eerste Canadese tanks.

 

Landgoed

Ons bos is aangelegd, samen met dat van notaris Van den Ham. Toen mijn ouders hier kwamen wonen, hebben ze een landschapsarchitect gevraagd om een plan te maken, met een doorkijk en een vijver in het bos. Dat plan was veel te duur maar ze hebben wel die doorkijk gemaakt. Mijn vader was toen directeur van een kininefabriek en daar werden ook proeven gedaan met verschillende kruiden. Er is hier toen nog een veld met doornappel geweest!

Nu komt er af en toe nog weer zo’n doornappel op! Nee, het is eigenlijk nooit zijn bedoeling geweest om er echt een landgoed van te maken, behalve dan zijn Pinetum.

Ja, en dan heb je de bemoeienissen van de Staat. In de eerste plaats had je de Natuurschoonwet van 1928. Alle grond is onder de Natuurschoonwet gebracht. In die wet wordt de grond gewaardeerd op nul en je hoeft dan geen overdrachtsbelasting te betalen. Je moet het dan wel openstellen. Dus toen mijn ouders overleden, hebben wij de grond voor niks geërfd en geen successierechten betaald. Daar hoorde bij dat het dan 25 jaar onder die Natuurschoonwet moest blijven vallen. Verkocht je het eerder dan moest je alsnog betalen.

Wij hebben het al aan onze kinderen geschonken voordat die termijn verlopen was. Ja, onder andere door de verplichtingen van de Natuurschoonwet en de belangstelling van onze kinderen en familie hoop ik dat het landgoed nog lang in dezelfde staat kan blijven.’

 

Dit verhaal is rond het jaar 2012 vastgelegd door vrijwillige interviewers van de Oral History Werkgroep Gelderland voor het project Leven op Landgoederen van Stichting Landschapsbeheer Gelderland en Erfgoed Gelderland. 


Rechten

Jan Hassink, Erfgoed Gelderland, CC-BY

  • Streekgeschiedenis

  • Landschap

  • Oorlog

  • Personen

  • 1900-1950

  • Ede

Relevante links

Verwante collectiestukken

Ga naar CollectieGelderland

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl