Ik ben op bezoek bij mevrouw Marietje Huitink in haar mooi gerenoveerde huisje in een hofje in Hengelo. Haar man is een uurtje de deur uit, zodat ze makkelijk kan praten over haar tijd op Kasteel ’t Medler bij Vorden. Daar is ze toen ze jong was een aantal jaren kindermeisje annex kamermeisje geweest bij de familie Van Dorth tot Medler. Nu heeft ze nogal last van haar gewrichten door het vele en vochtige werk wat ze in het verleden heeft verzet. Maar dat weerhoud haar niet om kwiek door de keuken te redderen, ‘t laatste beetje afwas weg te werken en thee te zetten. We gaan aan de eettafel zitten en al gauw is het ijs gebroken.
‘Wij hebben daar ook gewoond. Als je van Vorden komt heb je aan de linkerkant de koepel en aan de overkant was een klein boerderijtje, staat er nog, daar hebben wij gewoond. Ik heb, toen ik op ’t Medler kwam, mijn man leren kennen. Aan het eind van de laan naar ’t kasteel staat een tamelijk groot huis en daar is mijn man geboren. Ze hadden daar een bakkerij. In 1966 is ons kind verongelukt. Dat was een hele moeilijke periode. Dat sleep je als een draad door je leven mee. Vooral in deze dagen als het weer de tijd is. Op advies zijn we in 1973 weggegaan hier naar Hengelo toe. Ik kom oorspronkelijk hier vandaan, van de Kervelseweg.”
“In augustus 1952 kwam ik op ’t Medler als kamermeisje en kindermeisje. Niet bij de oude, maar bij de jonge mevrouw. En toen was Zeno, als ik het goed uitreken, bijna twee jaar. Ik kom uit een gezin van 11 kinderen. Ik heb alleen maar een lagere school gehad. Dat was toen heel gewoon eigenlijk. Dus ik ging met 14 jaar al buiten de deur werken.Overal; bij de bakker, bij een groot gezin, bij ouwe mensjes, huishouding en wassen en zo. Er stond een advertentie in wat nu ‘ Het Contact’ is. En dat leek me wel wat. Dus daar ging ik in mijn eentje op aan. Toen was ik dan inmiddels ook al 19 geloof ik. Nou en dat klikte meteen. Maar de jonge barones, wij zeiden gewoon ‘mevrouw’, was een schat van een mens hoor! Echt waar. De oude barones was van de Regouts hè? Die was wat pittiger. Ja daar kun je niks aan doen.”
“Dus toen kwam ik daar en dan ben ik begonnen als kamer en kindermeisje. Ik moest kamers poetsen. Met zwabbers. En stoffer en blik. Je was best wel druk hoor! Ik geloof dat de oude mevrouw een stofzuiger had. Dát was heel modern. Er waren altijd twee meisjes bij de jonge mevrouw. En eentje bij de oude mevrouw. Maar we hadden het onderling gezellig. Het was een hele andere tijd als nou hè? Je wilde nog wel gehoorzamen. Ik had één halve dag vrij door de weeks. Zondags was het om de week gewoon werken tot ’s avonds na het warme eten. Dan kon ik naar huis, maar ja ik kwam van Hengelo. Dat kon in de zomerdag wel, maar in de winterdag ging ik niet naar huis hè? Want we gingen op de fiets. Toen ik mijn man had leren kennen, ging ik ’s avonds een poosje bij hen zitten. Dan ging ik weer terug naar het kasteel. Je had wel vrijheid hoor, ’s avonds als je klaar was, was je ook klaar. Maar dan was het meestal al wel 8 uur. Om half zeven was het warm eten. Daarna met de hand alles nog afwassen.
“Mevrouw kookte niet, die kwam ’s morgens na het ontbijt in de keuken en dan gaf ze aan wat ze eten wou. Ja, dat ging gewoon zo. De boodschappen deed ze zelf en wij twee meisjes kregen drie gulden in de week en daar moest je dan de dingen die je op de boterham wou hebben zelf van kopen. Als kamermeisje had je overdag een blauwe jurk aan met een witte schort en ’s avonds, dan moest je weer in het zwart. Soms ’s middags al, want dan was er natuurlijk ook wel eens theevisite. ’s Maandagsmiddags als het rustig was, dan moest ’t meisje van de keuken de was draaien en spoelen met de hand en die moest ook de gangen schrobben. En dan ging het kinder- en kamermeisje zilver poetsen. Of koperpoetsen. Net wat er te doen was. Maar dan kon je daar bij zitten. Tot het weer half vier was en dan moest je voor de thee zorgen. Er werden geen koekjes gepresenteerd. Er werden ’s middags boterhammetjes gemaakt met kaas of een komkommertje of radijsjes of zo. Ik moest helpen met de kinderen aankleden. En de was strijken. Wat veel werk was, want er waren twee meisjes met allemaal jurkjes met smokjes.”
“Ik sliep op een kamer op de tweede verdieping. Op één kamer met Zeno en Reiniera. Aan de andere kant sliepen Dirkjan en Dorine. Nou Dirkjan was als een kind vaak aan de diaree, dus die riep ’s nachts Marietje. En dan moest je d’r uit en dan moest je ‘m verschonen. Dat was natuurlijk wel vervelend, dan kon je eigenlijk het hele bed wel weer verschonen of soms alleen hem. Zeno was altijd een ondeugend jochie. Ja, nou niet meer hoor! Want toen ik daar vorig jaar kwam, gaf ie me aan beide wangen een zoen en zei: “Wat was jij altijd lief voor ons”. Maar toen hij nog maar zo’n manneke was zei hij wel: “Ik ben later hier de baas. Ik ben later hier de baron”. Dorien was pittig toen en Zeno ook, maar Reiniera en Dirkjan waren gewoon lieve kinderen. Ik denk dat die meer op hun moeder leken. De kinderen zeiden gewoon jij of mijn naam. Marietje. Maar wel alstublieft. Jawel, ze waren heel beleefd.”
“In die tijd dat ik er was, hebben ze bij de jonge barones een long afgehaald. Ze is geopereerd in Utrecht. Maar toen kwam er geen particuliere verpleegster. Nee dat deed het kamermeisje allemaal. Ik moest haar helpen met het wassen en aankleden en voor het ontbijt zorgen. Maar toen kwam de baron naar boven en die was eigenlijk niet zó, maar die zei: “Ruuf, dat kan zo niet. Marietje houdt dit niet vol”. Ja, hij zag dat het zwaar was. Dus toen kwam er een meisje van buitenaf, om wat te poetsen in de kamers. Zodat ik minder belast was. Ik deed ook de werkkamer van de baron. Dan stond ik ’s morgens om half zes op, zodat ik om half acht klaar was, want die was lastig. Je hoeft maar even iets verkeerd te leggen of hij zei: ‘Ben je weer in mijn kamer geweest?’ Tegenwoordig zouden ze het, geloof ik, niet accepteren, of wel? Ik heb er nooit met tegenzin gewerkt. Dat moet ik zeggen. Maar je moest wel een beetje voor jezelf opkomen. “
In de winterdag was er een weiland dat onderliep, dus dan konden we schaatsen en dat mochten we ook. Het was verlicht en dan ’s avonds na alles, dan gingen we een uurtje of anderhalf uurtje met elkaar schaatsen. Dan mochten we chocolademelk zetten en dan mochten de jongens ook in de keuken. De baron had op dat gebied ruime ideeën, moet ik echt zeggen."
In de schoonmaaktijd, moest iedereen meehelpen. Dat begon al in maart, in de vastentijd. En dan kwam d’r ook nog een hulpje van buiten. Je moest alles met de hand afwassen. Het koken was natuurlijk op het kolenfornuis. Ik heb de laatste drie jaar in de keuken gewerkt. Toen ik daar kwam moest ik aardappelen bakken. Ik dacht ‘oh, oh’. Maar later gaf ik niks meer om dinertjes voor 14 of 16 man. Ik heb nog een kookboek wat ik toen een keer met Sinterklaas van de barones heb gekregen. Er waren toen ook allemaal dingen, zoals asperges, die de gewone mensen niet zo kenden hè? Ze ging naar Zutphen om dat in te kopen. En dan kwam ze thuis met iets wat je niet kende, maar wat je toch moest klaar maken.
Van de bessen uit de eigen moestuin werd allemaal sap gemaakt. Dat was toen natuurlijk ook iets nieuws. Dat ging met zo’n ketel op het kolenfornuis, sapketel. Dan gingen de bessen d’r in en de flessen d’r onder en daar liep het in. Maar ze slachtten ook nog! En dan kwam ’t vrouwtje van de jachtopziener helpen met ’t wecken. De oude mevrouw was echt een beetje een pinnetje en als je dan spek nodig had, ja, toen werd er overal nog spek gegeten, dan ging ze wel met je mee naar de garage naar de spekkast hoor! Ze zei niet ‘haal er maar een reepje uit’. Ze wilde wel precies weten wat je meenam. Je moest wel en beetje onderdanig zijn hè? Natuurlijk en dat was helemaal niet erg. Dat wás vroeger niet anders.
Er kwamen wel kinderen uit de buurt spelen, zal ik maar zeggen, van pachters. Maar verder.. nee. Ze hadden niet veel vriendjes. Nee, in de zomerdag, dan stond een zuster van de oude barones, met een caravan in het bos, en die hadden drie aangenomen kinderen. Die kwamen wel eens, maar eentje was een hele aparte, die mocht niet binnenkomen. Ik weet nog; Wim Mokkink was wel bevriend met Dirkjan. Dirkjan was ook een echte lieverd. En toen Dirkjan trouwde hebben we een feestje gehad bij ’t café van Eikelkamp, en we moesten allemaal op de foto met de pachters. Toen zei die; ‘Marietje moet naast mij zitten’. Maar of Dorien nou wel een vriendinnetje had in de buurt dat weet ik niet. Ja, ze hadden de speelkamer boven en daar was van alles. En daar speelden ze dan.
Met Kerstmis was er een partijtje voor alle pachters kindertjes. Dat was heel gezellig. Het was met Driekoningen. Dan kwamen op een middag al de kinders van de pachters en die kregen ook allemaal een cadeautje. En ze kregen chocolademelk en dan moesten we een taart bakken met bonen erin. Wie er dan een boon had, was de koning. Dan was de er kerstboom nog. Ja, dat was altijd best gezellig en dan werden op de ouwerwetse grammofoon, je weet wel, die grote platen gedraaid met kerstliedjes. Ik denk dat er zo’n beetje tussen de 12 en 16 kinderen kwamen. In de salon van de jonge mevrouw boven.
De jonge mevrouw was van oorsprong niet katholiek. Haar grootvader was dominee. Die heeft ook Koningin Juliana en Prins Bernhard getrouwd. Ze is katholiek geworden. Er werd heel streng katholiek geleefd. ‘s Zondags moest je naar de kerk naar de vroege mis in de Kranenburg. Moest je in de eerste bank zitten.
“Ik zal je wel zeggen, dat de baron én de ouwe mevrouw, altijd één lijn hadden. En als de jonge mevrouw naar de kapper moest, dan moest ze eerst geld vragen, dat ik wel eens bij mezelf dacht, ‘ik zou jou de hakken laten zien’. En dan zei de Baron soms: “’t Geld al weer op?”. Heb ik zelf gehoord hoor! Maar at ze het nou zo krap hadden? Nee dat kan ik niet zeggen. Doordat ze zelf nog een moestuin hadden en zo, maar er was wel een tuinman hè? En er werden wel boontjes ingeweckt en zo hoor! Nee, ze deden niks vreselijk luxueus, dat deden ze niet. Ja, ze gingen wel eens op vakantie naar zijn zus in Duitsland en zo, en dan bleven de kinderen thuis. Dan kwam haar moeder daar slapen hè? En ik sliep dus op de kinderkamer. Dan kwam ze ’s avonds met zo’n zaklichtje als zij naar bed ging. Kwam ze kijken of iedereen wel keurig in bed lag. Ik zei maar niks. Maar verder gingen ze niet op vakantie. Als je het niet breed hebt, dan heb je het niet.
Dit verhaal is rond het jaar 2012 vastgelegd door vrijwillige interviewers van de Oral History Werkgroep Gelderland voor het project Leven op Landgoederen van Stichting Landschapsbeheer Gelderland en Erfgoed Gelderland.