Van onveilig naar veilig gebied in de Culemborger- en Tielerwaarden

Jan van Kuilenburg, oud Dijkgraaf

'Wanneer je goede ambtenaren hebt, dan kan iedereen dijkgraaf zijn', stelt de oud dijkgraaf van de Culemborger- en Tielerwaarden. Daar was hij vanaf 1981 heemraad en sinds 1998 dijkgraaf. Die functie bekleedde hij totdat het polderdistrict in 2002 opging in het waterschap Rivierenland. Jan van Kuilenburg is geboren en getogen in Herwijnen. Hij had een fruitbedrijf in Haaften dat zijn zoon met veel vakkennis verder heeft uitgebouwd. Zelf werkte Jan liever als bestuurder dan als fruitteler, eerst bij de fruitveiling en later bij het waterschap.

“Mijn vader kocht als beheerder van onroerend goed wel eens losliggend land en met een ruilverkaveling kregen we in 1963 een fruitbedrijf in Haaften. Toen wij in 1970 trouwden was er in het fruit geen droog brood te verdienen. Er waren nog vrij grote bomen waarvoor per boom veel ruimte nodig was. Nu gaan er 3.300 kleine bomen op een hectare. Dat werkt veel makkelijker zoals met het plukken en snoeien. En met die nieuwe rassen brengt een hectare al snel 50.000 kilo appels op. Voor de fruitteelt is water een heel belangrijk element. Tegenwoordig zijn er in praktisch alle boomgaarden wel leidingen aangelegd om te beregenen tegen droogte en tegen nachtvorst. Ook het grondwater is belangrijk. Hier in Haaften hebben wij onze grond gedraineerd om bij veel neerslag het overtollige water af te voeren naar de Linge”.

Bestuurder waterschap

“In 1981 was er bij het Polderdistrict Tielerwaard een vacature in het bestuur waarvoor een advertentie stond in een plaatselijk krantje. Toen ik die zag, zei ik: ‘Hé, dat heeft mijn belangstelling’. Toen was het nog zo dat hoe meer grond je had, des te meer stemmen je kreeg. Nu heeft iedere grondeigenaar een stem, of je nu 1 hectare hebt of 100, dat doet er niet toe. Ik ben eens gaan kijken in de kiesregisters en kreeg toen goed zicht op wie de meeste stemmen konden uitbrengen. Er waren veel mensen die het maximum van 15 stemmen mochten uitbrengen. En als je die maar achter je hebt, dan was het duidelijk hoe het zou gaan lopen. Dat waren agrariërs en ook gemeenten die gronden hadden. Ik ging bijvoorbeeld naar de burgemeester van Geldermalsen die het aardig vond dat ik me kwam voorstellen. Zo ben ik bij meer mensen geweest om even mijn gezicht te laten zien. In 1981 ben ik rechtstreeks gekozen als Hoofdgeërfde van het Algemeen Bestuur en werd al vrij gauw Heemraad, een functie die te vergelijken is met die van wethouder.

Ik kende al veel bestuurders, veelal de grotere boeren maar er zat ook een notaris en een industrieel in het bestuur van het polderdistrict. Als nieuweling word je ontvangen in de hal van het  statige Ambtmanshuis destijds het Polderhuis in Tiel door een commissie van In- en Uitgeleide, die me naar een plaats bracht helemaal aan het eind van de tafel. Als nieuwe bestuurder zeg je de eerste keren niet zoveel. Dan luister je vooral, maar ik werd snel opgenomen. Van lieverlede schuif je aan de tafel op tot je recht tegenover de dijkgraaf en de vijf heemraden zit, met daarnaast de secretaris en het hoofd technische dienst”.

Dijkverzwaring

“Eind jaren tachtig kwam het Polderdistrict Lek- en Linge erbij, dat resideerde in Culemborg. Toen is het Polderdistrict Tieler- en Culemborgerwaarden gaan heten. Bij de plannen voor dijkverbetering hielden we ons aan de toen geldende norm: de dijken moesten veilig zijn voor een afvoer tot 16.500 m3 water per seconde in de Rijn bij Lobith. In 1926 was er bij Lobith een afvoer van 12.600 m3 geweest en met het hoge water in 1995 kregen we 12.000 kuub te verwerken. Vlak voor 1995 kregen wij te maken met de commissie Boertien (Commissie Toetsing Uitgangspunten Rivierdijkversterkingen). Die vond de norm van 16.500 overtrokken en 15.000 m3 per seconde voldoende. Daar waren wij op tegen. Wij hadden als polderdistrict altijd 16.500 m3 aangehouden. Tijdens het hoge water van 1995 hadden we geen omkijken naar de dijken die op die norm zaten. De dijken die volgens de norm van 15.000 m3 waren verzwaard, werden na 1995 met de komst van het Deltaplan Grote Rivieren weer afgekeurd. In dat Deltaplan is de norm 18.000 m3 geworden. Dat het klimaat verandert, dat de bodem daalt en dat de rivier- en de zeespiegel stijgt, daar ben ik het mee eens, maar die 18.000 kuub vind ik, dat is een aanname. Met dat Deltaplan Grote Rivieren toen kon er heel veel, want een aantal wetten werd domweg buiten werking gesteld. Er heeft in een heel snel tempo dijkverzwaring plaatsgevonden”.

Weerstand

“Voor 1995 hadden we veel weerstand. Er was een club mensen die heel actief was. Die hebben  allerlei procedures gevoerd, maar zij werden vaak in het ongelijk gesteld. Er waren hier geen grote opstanden en die actiegroepen hebben ook niemand bedreigd. Wel zijn er een keer rouwvanen, staken met zwart plastic eraan, bij de dijk gezet. We hebben destijds bewust niet ingegrepen. Iedereen mag protesteren en als het fatsoenlijk blijft, moet dat kunnen. Later kwam er wel veel meer aandacht voor de landschaps-, natuur- en cultuurwaarden. Het landschap en de bebouwing bleven meer lijken op zoals het was voor de dijkverbetering. Zo zijn er bewust boompartijen gespaard of aangeplant en huizen gehandhaafd. Ook bleef soms een stuk dijk smaller dankzij damwanden, waardoor deze er meer bleef uitzien zoals vroeger”.  

Veel meer inspraak

“Er wordt nu met de bevolking heel anders omgegaan met dijkverbetering. Er is veel meer inspraak  en er worden mogelijkheden voorgelegd. Vroeger waren de plannen er al, en op hoorzittingen werd tekst en uitleg gegeven. Er werd weleens iets aangepast, maar je moest wel van heel goede huize komen, wilde je die plannen onderuit halen of er een andere wending aan geven. De rapporten die er aan ten grondslag lagen die bleven leidend. De dijken zijn van het waterschap, maar Rijkswaterstaat houdt de dijkverbetering wel in de gaten en moet goedkeuring geven. Alles wat aan de rivieren verandert, uitbaggeren, kribverlaging kribverlegging of een nevengeul, dan komt Rijkswaterstaat in beeld”.

Evacuatie in 1995

“In 1995 is iedereen hier geëvacueerd, het hele gebied. Ik was toen nog geen dijkgraaf, ik was heemraad, een lid van het dagelijks bestuur van een waterschap. Dat was een heel spannende tijd. Iedereen zag toen wel het nut van de waterschappen in. En er was veel mogelijk toen we na 1995 met de dijken aan de slag moesten. Ik ben een tijdlang waarnemend dijkgraaf geweest want tot mijn grote verdriet overleed in die tijd mijn dijkgraaf, Jakob de Jongh. Alles kon, en er was geld. Het liep als een trein met een grote club mensen die allemaal met dijkverzwaring bezig waren”.

Ook bestuurder waterschap De Linge

“Namens het polderdistrict zat ik ook in het bestuur van waterschap De Linge. De bestuurders daar kwamen uit alle inliggende waterschappen en waren dus allemaal vertegenwoordigd in het waterschap De Linge. Alle water dat overtollig was in het gebied van die waterschappen werd uitgemaald naar die rivier en alles waterde erop af. De Linge is altijd van belang geweest voor de waterinlaat en ook de wateruitlaat. Het Lingewaterschap was een min of meer inliggend waterschap. De waterschappen die daarmee te maken hadden vormden het bestuur, die alles wat de Linge diende te doen regelde, aan- en afvoer en scheepsvaartverkeer. Het waterschap had een eigen boot, de Lingewacht, waarmee werd gepatrouilleerd om na te gaan of het scheepsverkeer zich aan de regels hield. Deze lange rivier heeft altijd de grens overschreden van Gelderland en Zuid-Holland. In het Linge bestuur was daarom ook het Zuid-Hollandse hoogheemraadschap Alblasserwaard-Vijfherenland vertegenwoordigd”.

Fusies in Rivierenland

“In 1998 werd de fusie van alle waterschappen in Rivierenland weer opgestart. Die plannen waren er al lang. Maar met het hoog water van 1995 besloot de provincie de herindeling van de waterschappen in de ijskast te plaatsen omdat iedereen het zo druk had met de dijkverzwaring. De provincie wilde wel dat ik als waarnemend dijkgraaf mijn werk zou voortzetten, maar ons bestuur wilde een door de Kroon benoemde dijkgraaf. Daar werkten ze aan mee, en per 1 januari 1999 werd ik beëdigd door de Commissaris van de Koningin van Gelderland tot dijkgraaf van Tieler- en Culemborgerwaarden”.

“In de wereld van de waterschappen hebben we altijd al fusies gehad, maar eind jaren negentig ging het om een grote fusie tussen vijf waterschappen uit de Betuwe met het zuiveringschap Rivierenland.  Het moest een all-in waterschap worden want waarom zou je zuivering loskoppelen van een waterschap. Het heeft allemaal met elkaar te maken. Die redenering van de provincie was volkomen logisch. Dat fusieproces heeft jaren geduurd. Dan wil de ene niet en dan weer de andere niet. Later zijn er uit Zuid-Holland Alm en Biesbosch bijgekomen en Alblasserwaard-Vijfherenland. Ik vond het heel onlogisch om dat in twee keer te doen, want we moesten weer verkiezingen houden toen die twee erbij kwamen”.

 “De grotere gedachte was dat een groter waterschap de problemen beter aan kan omdat je dan meer gekwalificeerde mensen kunt aantrekken. Daar zit wel wat in. En in theorie kun je efficiënter werken. Al valt dat in de praktijk niet altijd zo mee. Maar op de lange duur geloof ik daar wel in. Alleen moet je er wel voor waken, dat je door de schaalvergroting -zoals bij gemeenten, veilingen, banken- verder van de burger af komt te staan. Het wordt bureaucratischer, dat heb ik zelf wel ervaren. Wij stonden altijd heel dichtbij de mensen en waren heel makkelijk benaderbaar. Destijds onze dijkgraaf Jakob de Jongh, en ik ook, werden privé gebeld, of gewoon aangehouden op de fiets, of op de markt. Nu is het allemaal veel grootschaliger”.

 Terugblik op heel plezierig werk

“Het werk heeft voor mij persoonlijk heel veel betekend. Ik vond het het mooiste ambt dat voor een eenvoudig iemand als ik bereikbaar was. Vroeger kwam je maar zo niet in een waterschap.

Het waterschap is van oudsher een enigszins feodaal gebeuren. De grote boeren, de dijkgraven van vroeger die waren vaak van adel, de grootgrondbezitters. Zij hadden ook vaak elders bestuurlijke functies. Het was een bepaald circuit; ze kwamen uit dezelfde vijver.

Met het werk bij het waterschap beteken je ook wat in het hele gebeuren: de verantwoordelijkheid voor de veiligheid, wateraanvoer en waterafvoer in het hele gebied. Het is belangrijk dat het goed geregeld is. Er is een keer met de gedachte gespeeld om hier een noodoverloopgebied te maken. Dat vond ik heel onjuist en ik was er ook tegen. Dat verkeersplein Deil bijvoorbeeld, de rijkswegen de A15, de A2, hoeveel mensen wonen er wel niet, en hoeveel vee is er hier in de polder? Dat kun je die mensen toch niet aandoen? Daar zijn ze ook van teruggekomen. Als waterschap heb je de verantwoordelijkheid dat de mensen hier in dit gebied kunnen wonen, werken en recreëren. Die verantwoordelijkheid daar ben ik me wel van bewust geweest. Maar het was niet een drukkende last op mijn schouders. Ik vond het heel plezierig werk”.

"Het mooiste dat ik meegemaakt heb, was toen de dijken verzwaard waren, toen was het gebied veilig, al kun je absolute veiligheid nooit garanderen. Toen ik wegging waren alle dijken van Tieler- en Culemborgerwaarden afgerond, op een paar kleine stukjes na. We hebben daar heel veel tijd en energie ingestoken, een hele grote investering. En toen was dat klaar, zie zo!”

 

Dit verhaal is vastgelegd in de periode 2016-2018 door vrijwilligers van de Oral History Werkgroep Gelderland, de Bekenstichting en de Museumfabriek Winterswijk. Mede gefinancierd door Waterschapsfonds Gelderland.


Rechten

Willy Brouwer, CC-BY-NC

  • Leven met water in Gelderland

  • Landschap

  • 1900-1950

  • 1950-2000

  • Tiel

  • Culemborg

  • Rivierengebied

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl