
Het kleine weggetje naar de Heidenhoek mis ik in eerste instantie. Eenmaal in de buurtschap kom ik in een landelijke omgeving met weilanden, bos, hier en daar een boerderij of een zandweg. Op Vloedweg 1a zie ik een halfvrijstaande woning met schuren. Mijn blik wordt getrokken naar een groentetuin waar ik jaloers van word. Bij binnenkomst is er vooral eerst koffie. Daarna nemen we plaats aan de ronde tafel in de woonkeuken. Het kloppend hart van het huis van de familie, van waaruit ze voorheen hun loonwerkbedrijf voerden. Meneer Bussink, die de zeventig is gepasseerd, begint te vertellen.
‘We woonden in de kern van de Heidenhoek, ik ben er in 1941 geboren en getogen. Mijn broer en ik waren met zijn tweeën. Er zat een gat van acht jaar tussen ons in en dat is als kind zijnde heel veel.
De hele regio was op deze kern aangewezen. Je hoefde alleen voor de kapper naar Zelhem. In de Heidenhoek hadden we de firma Boeijink. Een buurtsuper, bakker, kolenhandel, diverse soorten meel enz. Opa Boeiijnk had een molen. Hij heeft er op een gegeven moment vijf huuskes bij gezet, naast elkaar. Voor zijn vijf kinderen, drie dochters en twee zonen. Voor elk kind dus een huusken. En een smederij, dat paste mijn vader wel, om te huren.
Verder was er een druk verenigingsleven. Zoals de zang- of toneelvereniging. De nog steeds bestaande buurtvereniging hield jaarlijks een buurtfeest met o.a. volksspelen en toneelstuk. Er was ook een damclub. Ik moest helpen met het opruimen van de smederij als er ’s avonds werd geoefend. Als het niet in de smederij kon dan werd er bij Boeijink in het pakhuis geoefend. Tussen de eierkisten die boeren hadden geleverd.
Mijn opa van vaders kant heb ik nooit gekend. Mijn vader heeft vaak verteld hoe Opa hem het aambeeld kwam brengen. Op de kar achter het paard. “Woar moj ’m hebb’n”. Tweehonderdzestig kilo zwaar. Hij heeft het loodzware ding in zijn eentje op het blok gezet. Mijn broer heeft de smederij naderhand van vader overgenomen, hij wilde graag smid worden maar nu is hij er ook al niet meer. De smederij is helemaal opgedoekt en het aambeeld staat nu hier in de schuur. Ik wilde het graag hebben. Vader heeft er op staan torsen en ik mocht er op houwen. Vader en mijn broer natuurlijk het langst.
Vader was smid maar verkocht ook fietsen en brommers. Daarnaast hadden we een winkel in huishoudelijke artikelen. Glaswerk, kopjes, pannetjes en dergelijke. Moeder was de winkeljuffrouw. We verkochten veel wekflessen, halve, hele, anderhalve en tweeliterflessen. Platte, dubbele en dikke ringen. Toentertijd werd er nog veel ingemaakt zoals groenten, vlees enz. Boven hadden we schotten afgetimmerd, waar de flessen netjes verpakt lagen opgeslagen.
Veranderingen in de landbouw en het dorpsleven
Na verloop van tijd kwam er bij Boeijink een gemeenschapskluis (diepvriesruimte). Herr Kusmann, die heeft hem gemaakt. Je kon er een loketje huren. Er zat een nummer bij en dan hing bij Boeijink een reserve sleutel op kantoor. Zelf had je ook een sleuteltje, een ander kon nooit in jouw kluisje komen. Daar werd toen veel gebruik van gemaakt. De verkoop van wekflessen liep hierdoor flink terug.
De zaadbouw vond ik mooi. Rogge, haver, gerst, tarwe. Wintergerst heb ik ook gedorst, dat kan al in juli. Dan kwam de zomergerst en daarna pas de rogge. Op tien augustus moesten de knollen erin. Dat was de datum, de elfde groeiden ze zogenaamd niet meer.
Wat hebben wij een ontwikkelingen meegemaakt in dat zaadgebeuren. Vroeger moest je maaien met de zicht, daarna kwam er een machine achter het paard. De gedroogde garven (schoven) gingen in de zaadberg of men maakte een mijt die taps toeliep in een puntje. Later kwam de graanmaaier zelfbinder en daarna de combines. In 1964 kochten we de eerste combine van Brinkmann & Niemeijer uit Zutphen.
We wilden gaan trouwen en in de regio blijven. We hadden al tijden gezocht naar een plek om te bouwen maar dat werd te duur. Nadat de man van Tante Jet verongelukt was woonde ze alléén op dit adres. Op een dag heeft vader de stoute schoenen aangetrokken en is hierheen gestapt. “Bussink”, zei ze, “ik weet waarom je hier komt.” Wij kregen er een moeder bij, zo klikte het.
Tot slot een heel oud gebruik in de buurt: het Meiboom zetten bij een huis in aanbouw. Net voor de pannen er op liggen. De eerste Naober houdt de bouw in de gaten en roept als het zover is de buurt bijeen. De vrouwen maken papieren roosjes, de mannen zagen de boom. Met luid zingende buurkinderen en de meiboom op een wagen gaat de hele stoet op pad. De eerste Naober vraagt “de mensen” of ze willen komen kijken en het door de vrouwen gemaakte gedichtje hardop willen voorlezen. Het begint vaak met: “Als bij 't een of andere pand, een Meiboom wordt geplant…” en eindigt met “…nat maken.” Dat betekent dat men er een borreltje op gaat nemen.’
Eefje Huisman, Erfgoed Gelderland, CC-BY