Gelselaar, een Achterhoeks dorp met een van de rijkswege beschermd dorpsgezicht en rond 700 inwoners eert op allerlei manieren de gans. In de jaren tachtig van de vorige eeuw verrees er al een bronzen beeld van drie ganzen. Met het inrichten van een permanente ganzenweide begin deze eeuw kwam de dorpsgeschiedenis weer tot leven.
Gelselaar en ganzen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden door haar geschiedenis. Op de lage, waterrijke broeklanden van het dorp werden eeuwenlang veel ganzen gehouden om economische redenen: dons(veren), vlees en eieren. Bijna alle gezinnen hadden een eigen koppel ganzen die men dagelijks liet grazen op de broeklanden en daarbij meestal door (schoolgaande) meisjes werden gehoed.
Dons en donsveren werden jaarlijks meerdere keren bij de ganzen 'geplukt' om te verkopen en te gebruiken voor beddengoed. De in het voorjaar geboren kuikens werden in het najaar veelal in de driften gedreven naar ganzenmarkten op of rond Sint Maarten, 11 november. Daar werden de jonge ganzen verkocht om afgemest te worden voor de eindejaarsslacht. De ganzenhouderij bracht daarnaast culturele aspecten met zich mee, zoals 'kiekevisites' en gebruiksvoorwerpen. Kiekevisites werden gehouden door in ondertrouw gegane stelletjes om hun nieuwe beddengoed te tonen aan de naaste noabers (buren) en familie. Slagpennen van ganzen werden gebruikt als schrijfgerei en voor het vervaardigen van handgrepen voor 'goastokken' (wandelstokken). De sterk verbeterde waterhuishouding door de aanleg van het Twentekanaal rond 1930 en de snelle ontwikkeling van landbouw en veeteelt betekende het einde van de ganzenhouderij, maar de historie van het ganzendorp wordt mede levend gehouden door optredens in het dorp en elders van een koppel Gelselaarse ganzen die gedreven worden met behulp van drijfstokken door in historische kledij geklede ganzenhoedsters.