Aan de Overijsselse Vecht zijn tussen 1975 en 1985 laat-mesolithische grafkuilen aangetroffen. Ze worden gedateerd op 5100 v.C. Ze geven enig inzicht in de cultuur van de jager-verzamelaars. De kuilen zijn cilindervormig en bezitten een vlakke bodem. Ze verwijden zich in een ovaal. De doorsnee diepte is 150 cm.
Deze grafkuilen geven drie aanwijzingen dat de mensen geloven in leven na de dood: De eerste is de wijze van begraven in zithouding met opgetrokken benen. De afmetingen en vorm van de grafkuilen zijn daar op aangepast. De tweede is het gebruik van oker (ijzeroxide). Dat verwijst naar vruchtbaarheid en wedergeboorte. De derde is het meegeven van vuursteen en klopstenen, klingen en bijlen. Ook dat wijst erop dat de dode die wel eens nodig zou kunnen hebben. Het grafveldje te Mariënberg is uitzonderlijk. Het is een van de weinige plekken die enig inzicht geven in hoe de jager-verzamelaars van het laat-mesolithicum in het leven staan.
Dit is een achtergrondverhaal bij het Verhaal tussen Maas en Waal.
Bronnen en verder lezen:
Wim Kattenberg, Historicus Erfgoedstudiehuis, CC-BY