Tot de komst van de Fransen in 1795 vormden de dorpen van het huidige Lingewaard bestuurlijk een bonte mengeling. Huissen was een stad en hoorde met Hulhuizen tot het koninkrijk Pruisen waarin het Kleefse gebied in 1701 was opgegaan.
Gendt was stad en heerlijkheid. De dorpen Bemmel, Angeren, Doornenburg, Haalderen en Ressen waren deel van het Ambt van Over-Betuwe. Huissen en Hulhuizen zouden - met uitzondering van de periode 1808-1813 - tot 1 juni 1816 Pruisisch gebied blijven. In maart 1811 werd in heel Nederland het bestuur naar Frans model hervormd. Er kwamen gemeenten (mairies). Dat waren Bemmel, Gendt (waar Angeren en Doornenburg bij hoorden) en Huissen (waarbij Elden en Malburgen hoorden). Samen vormden ze het kanton Bemmel.
Na het herstel van de Nederlandse onafhankelijkheid kwam er per 1 januari 1818 een nieuwe indeling. Tussen 1818 en 1825 spreken we van de schoutambten Bemmel, Gendt en Huissen. Deze werden bestuurd door een schout en twee assessoren, functionarissen die we nu wethouder noemen. Als gevolg van de nieuwe 'Regeling voor Plattelandsbesturen' veranderde de naam schoutambt in 1825 in gemeente. En de schout kreeg de naam waaronder we hem nu nog kennen: burgemeester.
Lingewaard
Met de indeling van 1811 en 1818 is een bestuursstructuur gecreëerd die bijna twee eeuwen standhield. Vanaf 2001 is er één gemeente, Lingewaard.
Dit verhaal is onderdeel van de canon van Lingewaard. Bekijk hier het volgende venster.