Gezien het verlies dat de liberalen in 1918 en 1919 in respectievelijk de Kamer, de Gelderse Staten en veel Gelderse gemeenteraden leden, is het niet verwonderlijk dat vooral zij kritiek hadden op het nieuwe kiesstelsel en in mindere mate ook op het algemeen kiesrecht.
Het nieuwe kiesstelsel had volgens menig liberaal onwenselijke gevolgen. Het dwong tot een landelijk dekkend netwerk van partijafdelingen om zodoende in heel het land kiezers te bewerken en stemmen te verwerven. Het nieuwe kiesstelsel vroeg ook om coördinatie bij het opstellen van de kandidatenlijsten, wat leidde tot nationalisering, professionalisering en een meer hiërarchische partijstructuur.
De Zutphensche Courant moest niets hebben van het partijlijstensysteem en daarom adviseerde zij haar lezers een stem uit te brengen op een van de twaalf kandidaten op de liberale lijst. Het advies te stemmen op de lijstaanvoerder bleef nadrukkelijk uit. Getuige de kritiek die er op de redactie binnenkwam, viel dat vrijblijvende advies niet bij iedereen in goede aarde, maar de krant hield voet bij stuk.
Het advies van de Zutphensche Courant was kennelijk ter harte genomen, want tezamen met de eerste drie kandidaten van de liberale lijst kregen de nummers vijf en zeven een mandaat. Dat de advocaat J.H. Ketjen, vierde op de lijst, buiten de boot viel, werd als een groot verlies ervaren. Zijn kennis van de voorgenomen stadsuitbreiding van het Deventerwegkwartier tussen spoorbaan en Berkel zou node worden gemist in de nieuwe raad.
Dat eigenlijk alleen de liberalen moeite hadden met de nieuwe krachtsverhoudingen en de nieuwe spelregels, bleek opnieuw tijdens de eerste bijeenkomst van de nieuw gekozen Zutphense gemeenteraad. De liberale burgemeester en reservekapitein J. Dijckmeester - die op vrije dagen graag in vol ornaat te paard rond Zutphen reed - was van mening dat het nieuwe stelsel ertoe had geleid dat 'partijschap en partijpolitiek' een grotere rol dan ooit tevoren waren gaan spelen in de gemeentepolitiek.
Sociaal-democraten, katholieken en antirevolutionairen hadden doorgaans veel minder moeite met de gedisciplineerde en hiërarchisch georganiseerde partijpolitiek. De evenredige vertegenwoordiging deed recht aan het feit dat politiek een strijd was tussen door groepen gedragen beginselen. Met leiderschap en volgzaamheid hadden sociaal-democraten, katholieken en antirevolutionairen minder moeite dan de op het individu gerichte liberalen.
Dat het vooral aan de evenredige vertegenwoordiging was te danken dat katholieken en sociaal-democraten in gemeenteraden, Staten en Staten-Generaal winst boekten, maakte dat eventuele kritiek op het nieuwe stelsel in deze kringen wijselijk werd ingeslikt. In Zutphen troostten de liberalen zich met de wetenschap dat zij na 1919 inderdaad telkens de macht hadden. Zonder hen bleek geen college te formeren.
Deze tekst is een verkorte versie van een lemma uit het werk 'Gelderland 1900-2000' (eindredactie: Dolly Verhoeven).
Jasper Loots