Halverwege de veertiende eeuw komt voor het eerst Slangenburg in beeld onder eigenaar Thomas van Baer. De naam lijkt een verbastering van ‘Slingeburcht’ omdat het kasteel aan de Slingebeek ligt. Na verwoesting in 1585 herbouwt een lid van de familie Van Baer bijna dertig jaar later het kasteel. Erfgenamen en latere eigenaren verfraaien Slangenburg tot een barokslot met een uitgestrekt landgoed.
Al is Slangenburg bekend sinds 1354 als bezit van de familie Van Baer, pas rond 1500 lukt het Frederik van Baer ridderrechten te verkrijgen. Daar hoort het recht van havezate bij. In 1621 vervalt dat recht, omdat de familie na de Reformatie rooms-katholiek blijft. De Ridderschap van Zutphen eist dat zijn leden lid zijn van de gereformeerde kerk.
De heren van Slangenburg mogen dan geen landdagen meer bezoeken en bekleden niet meer het ambt van drost en schout. Alleen officiersfuncties in het Staatse leger staan nog voor hen open.
De katholieke Dirk van Baer vraagt tijdens de Tachtigjarige Oorlog Spaanse troepen om zijn Slangenburg te verdedigen, maar deze hulp komt niet opdagen. In 1585 plunderen en verwoesten Staatse troepen het kasteel en blijft zoon Frederik met een ruïne achter. Pas tijdens het Twaalfjarig Bestand, in een tijd van rust en vrede, bouwt Frederik het huis weer op. Zoals bij vele andere kastelen gebeurt die tijdens de strijd met Filips II zijn verwoest, verschijnt er geen versterkt huis. Volgens de mode van de tijd verschijnen er buitenhuizen als zomerverblijven, weliswaar met kasteelachtige elementen, maar met de nadruk op bewoonbaarheid en status. Slangenburg krijgt een L-vorm met grote hoektoren en een traptoren.
Frederik Johan van Baer is in zijn familie als de laatste eigenaar van Slangenburg tevens de meeste invloedrijke. In het Staatse leger bereikt hij de rang van eerste generaal. Hij laat het kasteel in 1675 ingrijpend verbouwen en uitbreiden zodat Slangenburg verandert in een symmetrisch barokslot. Het huis krijgt een U-vorm met twee hoektorens en interieurs met mythologische ensembles, geschilderd door Gerard Hoet uit Zaltbommel.
Trouw aan de rooms-katholieke kerk laat hij op zolder een schuilkapel bouwen, waar de doop plaats vindt van de op Slangenburg geboren kinderen.
In die tijd ontstaat bij vele kastelen een nieuwe tuinarchitectuur waarbij de tuin aansluit op het huis en er niet meer los van staat. Zo krijgt Slangenburg een oprijlaan van anderhalve kilometer en een lanenstelsel met een trapeziumvorm. De Slingebeek meandert daar doorheen.
De zus van Frederik Johan erft Slangenburg in 1713 en zo komt het goed in bezit van de familie Steenbergen. Daaruit gaat het in 1727 na een kinderloos overlijden via de vrouwelijke lijn over naar de familie Van Stepraedt van Doddendael.
Daarna weer via een vrouwelijke lijn naar de familie Van Nagel zu Vornholz die in Münsterland woont. Zij verkopen Slangenburg in 1772 aan Adriaan Steengracht, die een jaar later overlijdt. Zijn broer erft het goed en na diens overlijden komt het via een kleinzoon binnen de familie Van der Goltz. Deze familie bewoont het kasteel niet permanent maar gebruikt het als buitenplaats.
Op een veiling in 1895 koopt Arnold Passmann Slangenburg. Na de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog neemt de Nederlandse staat het kasteel in beslag als Duits vijandelijk vermogen. Vervolgens huurt de Orde der Benedictijnen het huis en gebruikt het als gastenhuis na hun verhuizing in 1952 naar hun nieuwe Sint-Willibrordsabdij.
Tegenwoordig zorgt Staatsbosbeheer voor het beheer van deze historisch buitenplaats. Slangenburg is nu voor publiek toegankelijk en dient als trouwlocatie voor de gemeente Doetinchem.
Bronnen:
Ben Boersema, Erfgoed Gelderland, CC-BY